photo: Marthijn Uittenbogaard
News Biography Publications Links Contact search

De rede in het nauw

© 30 september 2009 Marthijn Uittenbogaard & Norbert de Jonge

« Hoofdpagina & PDF/EPUB

front: De rede in het nauw

© 2009 Norbert de Jonge en Marthijn Uittenbogaard
Omslagontwerp: idem

Op dit werk is de CC-BY-NC-ND-3.0 licentie van toepassing:
http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/3.0/nl/legalcode
Hieronder vindt u de licentiegegevens over de drie op de kaft gebruikte afbeeldingen en de twee gebruikte lettertypes.

De afbeeldingen:
  • De afbeelding van de klaverzuring (Oxalis tetraphylla) op de achterzijde valt onder de CC-BY-SA 1.0 (en GFDL 1.2+) licentie. De afbeelding is gebaseerd op oorspronkelijk werk ("Gluecksklee") van Wikimedia Commons gebruiker Kolossos.
    http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Gluecksklee.jpg
    http://creativecommons.org/licenses/by-sa/1.0/legalcode
  • De kleine afbeelding van De Denker (Le Penseur) op de voorzijde valt onder de CC-BY 2.0 licentie. De afbeelding is gebaseerd op oorspronkelijk werk ("Thinking at Hell's gate") van Flickr gebruiker innoxiuss.
    http://commons.wikimedia.org/wiki/File:The_Thinker_Musee_Rodin.jpg
    http://flickr.com/photos/46922409@N00/308920352
    http://creativecommons.org/licenses/by/2.0/
  • De grote afbeelding van De Denker op de voorzijde bevindt zich in het publiek domein. De afbeelding is gebaseerd op oorspronkelijk werk ("The Thinker, Auguste Rodin") van Wikimedia Commons gebruiker Karora.
    http://commons.wikimedia.org/wiki/File:The_Thinker,_Auguste_Rodin.jpg
    http://en.wikipedia.org/wiki/Public_domain

De lettertypes:
  • Het PostScript Type 1 lettertype Century Schoolbook L komt uit de Resource/Font directory van GPL Ghostscript 8.64 en valt onder de GPL 2.0 licentie (met Font Exception).
    http://mirror.cs.wisc.edu/pub/mirrors/ghost/GPL/gs864/ghostscript-8.64.tar.bz2
    http://www.gnu.org/licenses/old-licenses/gpl-2.0.html
  • Het TrueType lettertype Impact komt uit impact32.exe 2.35 en valt onder de TrueType core fonts for the Web EULA licentie. Onderstaande pagina's waren tot medio 2002 beschikbaar en zijn terug te vinden middels het Internet Archive:
    http://www.microsoft.com/typography/downloads/impact32.exe
    http://www.microsoft.com/typography/fontpack/eula.htm

Uitgever: PNVD / ISBN: 978-90-9024695-6
Eerste druk, herfst 2009

opgedragen aan
ons beider zussen

Voorwoord

Nederland heeft een vereniging die zich hoofdzakelijk richt op het bespreekbaar maken van en het streven naar wettelijke en maatschappelijke acceptatie van intieme jongeren-ouderen relaties. Het betreft de in 1982 opgerichte Vereniging MARTIJN. Wij hebben ons beiden ingezet voor deze vereniging, soms voor en soms achter de schermen. We maakten (en maken) ons sterk voor de emancipatie van pedofielen en de acceptatie van pedofilie, en probeerden (en proberen) nuance te brengen in de maatschappelijke discussies over deze en aanverwante onderwerpen als kinderporno en kinderseksualiteit. We liepen daarbij aan tegen de terughoudendheid van de massamedia om die onderwerpen bespreekbaar te maken. Als er wel discussies over plaatsvinden dan blijven die oppervlakkig, waardoor de samenhang van genoemde onderwerpen met allerlei maatschappelijke thema's en ontwikkelingen veelal onbesproken blijft. Onbelicht blijft daardoor bijvoorbeeld hoe de machthebbers taboes en angsten die onder het volk leven misbruiken om draconische wetten door te voeren, en dat maatschappelijke problemen hun oorsprong grotendeels vinden in de manier waarop er met kinderen wordt omgegaan. Bij vraagstukken over pedofilie, maar ook als het gaat om bijvoorbeeld scholing of de politiek, spelen er allerhande zaken mee die op elkaar inspelen. Er is pas een zinvol oordeel over te vellen na de beschouwing van alle factoren die meespelen. De oprichting van de politieke Partij voor Naastenliefde, Vrijheid & Diversiteit (PNVD) getuigt van onze keuze voor een holistische benadering. Het was (en is) onze hoop dat middels een partij adequater de maatschappelijke problemen te lijf kunnen worden gegaan. Vanaf de oprichting van onze partij is er in de massamedia meer aandacht voor pedofilie, maar de discussies blijven oppervlakkig en eenzijdig. In de beleving van velen is de PNVD een one-issuepartij, terwijl de PNVD een brede humaan-liberale partij is met een uitgebreid partijprogramma. We voelen ons miskend en we zijn van mening dat we nog nauwelijks eerlijke kansen hebben gehad om ergens ons verhaal te doen. Dit is de reden dat we ons meer gaan richten op de inzet van eigen media, waarvan ook dit boek getuigt.

Op dit moment voeren politieke partijen incidentenpolitiek. Beleid wordt gemaakt op basis van hypes en de partijen die het goed doen in de peilingen pleiten over het algemeen voor een keiharde aanpak van problemen. In de praktijk betekent dit dat straffen harder en langer worden en dat de intolerantie op diverse terreinen toeneemt. Wij gaan in tegen die trend. Het op een dergelijke manier aanpakken van symptomen zet namelijk geen zoden aan de dijk. De fundamentele oorzaken van de problemen moeten worden aangepakt. De problematische symptomen verdwijnen vanzelf als er iets wordt gedaan aan de structurele problemen. Gelukkig zijn wij niet de enigen die ons zorgen maken over de huidige ontwikkelingen, maar veel opiniemakers die zich publiekelijk uitspreken tegen de intolerante geluiden vanuit de Tweede Kamer zijn er niet. Af en toe zijn we blij verrast als iemand een vinger op de zere plek legt, zoals Sjaak Bral dat deed tijdens zijn oudejaarsconference Vaarwel 2008. Hij stelde: "De waan is aan de macht, de rede in het nauw. Je ziet het land verkillen en het ligt geeneens aan jou." Mensen laten zich en masse leiden door emoties; door de emoties van henzelf en door die van anderen. Niet de rede is hun bron van kennis, maar wat hen wordt voorgeschoteld in de media en middels 'heilige' boeken. Met dit boek willen wij juist bereiken dat mensen gaan twijfelen en daarvoor zullen wij het niet nalaten om heilige huisjes ter discussie te stellen. In dit boek dragen wij tevens oplossingen aan voor grote maatschappelijke problemen, dus het blijft niet bij een klaagzang. We zijn ervan overtuigd dat de juiste cultuuromslag het volk zal veranderen van een kudde schapen in een gemeenschap van kritische vrijdenkers. In dit boek wordt nauwelijks gesproken over kinderseksualiteit en pedofilie an sich. Indien u over die onderwerpen meer wilt lezen, dan kunt u bijvoorbeeld het door de PNVD in augustus 2006 online gepubliceerde document Kies verantwoorde vrijheid inzien.

Inhoudsopgave

Voorwoord
Inhoudsopgave
I - Opvoeding en vorming
1. Inleiding
2. De sturende rol van ouders
3. Oordeelsvorming van de jeugd
4. Enkele wenselijkheden in de opvoeding
5. Weinig tolerantie voor wat afwijkt
6. Hoger opgeleiden laten het afweten
7. Een weinig avontuurlijke leerweg
8. Het competitiegehalte in de opvoeding
9. Religies vormen een problematische basis

II - De massamedia
1. Inleiding
2. Concentratie van mediabezit
3. Niet iedereen kan zijn ei kwijt
4. Afleiding en misleiding van het volk
5. Enkele nagenoeg onbesproken zaken
6. Bij taboes is niemand gebaat

III - Onderzoeksklimaat
1. Inleiding
2. Financiële en politieke belangen
3. Universiteiten worden banenfabrieken
4. Op zoek naar contexten en details

IV - Scheiding der machten
1. Inleiding
2. Het voorkomen van meerderheidsterreur
3. De machtsverdeling en corruptie
4. Lokale partijen en de Nederlandse trots
5. Een onaantastbare overheid
6. Het Openbaar Ministerie
7. Procederen kan niet altijd
8. Rechters en advocaten

V - Politiestaat in wording
1. Inleiding
2. Steeds meer controlemaatregelen (I)
3. In stapjes en middels trucs
4. Het risico van grote, centrale databanken
5. Steeds meer controlemaatregelen (II)
6. Het gevaar van gesloten gezinnen
7. Moralistische en hoge straffen
8. De aantasting van onze privacy

VI - Politiek gevaar
1. Inleiding
2. De logge, machtige Europese Unie
3. Complot- en samenzweringstheorieën
4. Stemmen wordt steeds zinlozer
5. De waan van de dag
6. De grondwet en toetsing daaraan
7. Gemodder van zittende partijen

VII - De zwijgspiraal
1. Inleiding
2. Angsten voor sociale isolatie
3. Zij die zich niet tegen Hitler uitspraken
4. Het effect van dichtbevolktheid
5. Afbreekgedrag op Wikipedia
6. Wees niet onverschillig

VIII - Geef tegengas
1. Inleiding
2. Basisvoorzieningen en overheidsbemoeienis
3. Het openen van rookgordijnen
4. Het misbruik van irrationele angsten
5. De PNVD blijft tegen de stroom ingaan

Nawoord
Over de auteurs
Marthijn Uittenbogaard
Norbert de Jonge

Woordenlijst

I - Opvoeding en vorming

1. Inleiding

Over het opvoeden van kinderen zijn boekenkasten vol geschreven. Toch lijken de meer fundamentele discussies over hoe op te voeden de laatste decennia nauwelijks meer te worden gevoerd. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was er veel discussie gaande over de verschillende manieren van opvoeden. In die tijd leefde de gedachte dat men minder streng en afstandelijk zou moeten opvoeden. Kinderen werden meer maatjes van hun ouders en kinderen gingen volwassenen bij hun voornaam aanspreken. Het aanspreken van volwassenen, zoals bijvoorbeeld de eigen ouders, met "u" raakte ook meer uit de gratie. De laatste jaren is de roep te horen om weer strenger te worden in de opvoeding. Een argument dat daarvoor wordt aangedragen is 'het verval van normen en waarden'. Welke opvoedingsvorm gewenst is hangt af van het beoogde resultaat. Veel ouders willen dat hun kinderen uiteindelijk goede kansen maken op de arbeidsmarkt, en tevens streven ouders ernaar de kindertijd 'de mooiste tijd van het leven' te laten zijn. Te vaak is opvoeding erop gericht om jonge mensen radertjes te laten worden in de, als een machine functionerende, geïndustrialiseerde samenleving. Als de kindertijd zo prettig moet zijn, waarom de volwassentijd dan niet, of althans minder? Niemand twijfelt eraan dat ieder mens verschillend is. Toch is het nu vaak zo dat kinderen gedurende de basisschoolperiode allemaal hetzelfde geleerd krijgen, en op dezelfde manier. Pas na de middelbare school wordt de leerstof diverser, maar de leermethodes blijven nauwelijks persoonsgericht.

2. De sturende rol van ouders

Ouders willen doorgaans dat hun kinderen goede burgers worden. Wat een ouder onder "goed" verstaat verschilt echter nogal van persoon tot persoon. Ouders zullen proberen zo veel mogelijk hun eigen normen en waarden op hun kroost over te brengen. De vraag dient zich daarbij op of kinderen bezit zijn van hun ouders en in hoeverre derden, zoals leerkrachten en sportcoaches, iets in te brengen hebben in die opvoeding. Om een voorbeeld te noemen. Ouders die streng in de christelijke leer zijn, willen dat hun kinderen een christelijke opvoeding krijgen. Zij zullen het mogelijk niet op prijs stellen wanneer zoon- of dochterlief intensief met een atheïst filosofeert over het geloof. In onze huidige maatschappij beslissen vooral de ouders over welke opvoeding kinderen krijgen. Kinderen zelf hebben helaas weinig in te brengen. In bepaalde gevallen hebben ouders niet het laatste woord. Wanneer neonazistische ouders hun kinderen naar een school willen sturen waar die kinderen de nazi-ideologie geleerd - opgedrongen zou men zeggen - zou worden, dan steken we daar als maatschappij een stokje voor. Wij willen thans geen nazi's kweken.

Opvoeding is beïnvloeding. In positieve zin (leren, mentaal ontplooien) of in negatieve zin (manipuleren, indoctrineren). Bepaalde handelingen zullen door de ene persoon als positief worden gezien en door de andere juist als negatief, afhankelijk van de normen en waarden die men erop nahoudt. Het is overigens onmogelijk om kinderen alles te leren en dat is ook niet nodig. Het is veelal voldoende om kinderen te leren om zelf aanvullende kennis te vergaren. Moeten we kinderen soms met leugens opzadelen? De meeste mensen zullen geneigd zijn om met "nee" te antwoorden, behalve als het een 'onschuldig' leugentje betreft over bijvoorbeeld het bestaan van Sinterklaas of van de Tandenfee, of als het een leugentje is om bestwil. Wanneer een kind zijn of haar ouders ziet vrijen, dan stellen de ouders mogelijk: 'We waren gewoon aan het stoeien.' Maar, hoe onschuldig zijn deze leugentjes? Ooit komen kinderen erachter dat volwassenen liegen. Zou het niet beter zijn wanneer kinderen direct leren veel sceptischer te zijn ten opzichte van wat hen verteld wordt?

3. Oordeelsvorming van de jeugd

Hoewel het kerkbezoek in Nederland de afgelopen jaren is afgenomen, blijft het christendom een belangrijke rol spelen in het leven van vele Nederlanders. Wat betreft de opvoeding van de jeugd bestaat het rijtje formele opvoeders dan ook nog altijd uit de drie traditionele instituten: gezin, school, en kerk. Deze instituten onderscheiden zich van informele opvoeders, zoals de meeste media en de peergroup, in onder meer hun nadrukkelijk streven naar het vormen van de jeugd. Het is hun opvoeding die, naast de genen, grotendeels bepaalt op welke manier volwassen burgers in het leven staan. Kijken we naar welke effecten zij beogen en naar welke effecten hun opvoeding heeft, dan zien we dat er helaas, ondanks de vele goede bedoelingen, iets massaal misgaat bij de vorming van de jeugd. Het probleem zit hem niet in de overdracht van leerstof. Daarvoor worden doelmatige middelen en methoden gebruikt. Op scholen wordt er steeds meer aandacht besteed aan de wijze waarop de leerstof wordt verwerkt door leerlingen. Leerlingen krijgen allerhande studeervaardigheden en leerstrategieën aangeleerd. Het probleem is soms gelegen in welke normen en waarden worden overgebracht, dus in de leerstof zelf. Maar pas als we observeren hoe (jong-)volwassenen zelfstandig leeractiviteiten uitvoeren, dan zien we wat er op grote schaal mis gaat in de opvoeding. Problemen ontstaan door de combinatie van verscheidene factoren, die allen dezelfde oorsprong kennen. Drie factoren springen er uit. De eerste is dat zij de takken van wetenschap die zich richten op de studie van de mens, zijn gedrag en de maatschappij, zien als exacte wetenschappen. De tweede is dat zij de waarheidsgraad van informatie die ze verkrijgen bijna volledig bepalen op grond van het gezag van de persoon of instelling die de informatie aanlevert en het aantal mensen dat de informatie als waarheidsgetrouw beschouwt. De derde factor tot slot is dat zij veronderstellen dat iedereen die te veel van het gemiddelde afwijkt niet deugt en dat dergelijke afwijkingen (dus) niet getolereerd moeten worden. De combinatie van deze factoren heeft op de lange termijn desastreuze gevolgen. Om die te begrijpen moeten we eerst het effect op korte termijn bezien. Twee voorbeelden:

  1. Stel, de rechtbank acht bewezen dat een Roma-gemeenschap een criminele organisatie vormt. Recht is een gammawetenschap, maar wordt door de jeugd gezien als een exacte wetenschap. De rechtbank is een autoriteit. Zigeuners worden verder door de jeugd gezien als sterk van het gemiddelde afwijkende mensen. Een typerende reactie van een jongere: 'Zigeuners deugen sowieso niet. Dat is hiermee maar weer eens bewezen. Zwaar en langdurig straffen!'
  2. Stel, een GZ-psycholoog verklaart tijdens het NOS Journaal dat infantilisme ziekelijk is. Psychologie is een sociale wetenschap, maar wordt gezien als een exacte wetenschap. De GZ-psycholoog en het NOS Journaal zijn autoriteiten. Ook infantilisten worden gezien als sterk van het gemiddelde afwijkende mensen. Een typerende reactie: 'Infantilisten deugen sowieso niet. Dat is hiermee maar weer eens bewezen. Zwaar en langdurig behandelen!'

Deze manier van redeneren werkt dogma's en taboes in de hand. Conclusies worden getrokken op verkeerde gronden en van kritische oordeelsvorming is onvoldoende sprake.

4. Enkele wenselijkheden in de opvoeding

In de praktijk bestaat er geen perfecte opvoeding. Althans, geen standaard opvoeding die voor iedereen optimaal is. Er spelen ook te veel factoren mee om alles perfect te laten verlopen. Mensen leren met vallen en opstaan. Zij die hard vallen leren doorgaans sneller, maar verkeerd terecht komen kan fatale gevolgen hebben en vallen is sowieso geen pretje. Er zijn wel bepaalde wenselijkheden te formuleren waaraan een opvoeding zou moeten voldoen. Hieronder beschrijven we er vier daarvan.

1. Kinderen moeten niet lichamelijk gestraft worden, ook niet uit disciplinaire overwegingen.

Tegenwoordig heeft dit nauwelijks meer uitleg nodig. Het slaan met een liniaal op school door leerkrachten is in Nederland gelukkig verleden tijd. Het erin slaan van kennis maakt kinderen onkritisch, omdat een kritische houding slaag zou kunnen opleveren. Zo'n leermethode steunt teveel op de veronderstelling dat de meester alles (het beste) zou weten. Het uitgangspunt dat kinderen moeten leren zich aan gezag te onderwerpen is waarneembaar in met name religieus fundamentalistische en fascistische samenlevingen.

2. Kinderen moeten de waarheid geleerd krijgen en geen aantoonbare leugens.

De mensheid heeft steeds meer kennis in huis. Ooit dacht een meerderheid dat de aarde het middelpunt van ons planetenstelsel is waar andere planeten omheen draaien. Dit bleek niet te kloppen. Omdat de nieuwe inzichten in tegenspraak waren met de heersende religieuze opvattingen bestreed de Katholieke Kerk deze 'ketterij' fel, totdat het standpunt van die kerk niet meer houdbaar was. Door de wetenschap komt altijd de waarheid bovendrijven, hoewel vooruitgang soms eeuwen geremd wordt door leugenachtige ideologieën. Het is dus zaak dat kinderen geen leugens aangeleerd krijgen, ook niet als hun beide ouders die wel aanhangen. Een samenleving die open staat voor kritiek en waarin men burgers kritisch leert en laat nadenken zal het dichtst bij de waarheid uitkomen. Onware denkbeelden worden in zo'n samenleving eerder bijgesteld en gewelddadige conflicten kunnen worden voorkomen.

3. Kinderen moeten zelf leren nadenken of, misschien beter gesteld, het niet afgeleerd krijgen.

Bepaalde aspecten van de opvoeding die kinderen ondergaan hebben iets weg van kindermishandeling. Kinderen moeten in onze samenleving gehoorzamen aan de wil van volwassenen en in het bijzonder aan die van de ouders en leerkrachten. Ze moeten urenlang op school stilzitten en luisteren, en op gezette tijden eten. Ze moeten dus veel, wat wijst op onderdrukking en het moeten gehoorzamen. Het zelfstandig nadenken wordt kinderen te zeer afgeleerd, doordat de maatschappij kritische mensen vooralsnog onvoldoende waardeert.

4. Kinderen moeten worden gezien als subjecten en niet als objecten.

Momenteel wordt er te afstandelijk met kinderen omgegaan. Beter is het kinderen voor vol aan te zien en hun ideeën en gevoelens dus serieuzer te nemen. Door op dezelfde golflengte met hen om te gaan verbetert de communicatie, ook in emotioneel opzicht. Gevoelens van genegenheid en gevoelens van liefde zijn normaliter positief van invloed op relaties. In onze samenleving zijn leerkrachten afstandelijk, onder meer om te voorkomen dat ze bepaalde kinderen voortrekken. Toch zal een leerkracht altijd, bewust of onbewust, sommige leerlingen aardiger vinden dan anderen. Het zou geen probleem moeten zijn als een leerkracht laat merken dat hij of zij bepaalde leerlingen aardig(er) vindt, door meer affectie te tonen richting die leerlingen. Hoe afstandelijker kinderen worden opgevoed, hoe groter tevens de kans is dat ze gewelddadig gedrag gaan vertonen.

5. Weinig tolerantie voor wat afwijkt

Al vanaf de kleuterschool leren kinderen dat een kritische houding ten opzichte van gezag en machthebbers ongewenst is. Het schoolsysteem is een geautomatiseerd proces waarin kinderen zo efficiënt mogelijk worden geoptimaliseerd voor de volwassenenwereld. De huidige machthebbers van de volwassenenwereld - tevens de vormgevers ervan - zijn gebaat bij burgers die zich schikken naar de status-quo; burgers die in het gareel lopen en die veronderstellen dat wat de autoriteiten verkondigen juist is. Aangeleerd wordt dat scepsis jegens meerderheidsstandpunten ongewenst is. Of een kritische houding ten opzichte van een minderheidsgroep mag worden geventileerd, wordt ook door de meerderheid bepaald. Meestal geldt in die gevallen dat de meerderheid het uiten van kritiek acceptabel vindt als bekend is dat de meerderheid die kritiek ook gegrond acht. Dit gaat ook op voor andere uitingen, waardoor een situatie kan ontstaan dat de meerderheid iets vindt maar die mening niet wordt geuit, omdat (nog) niet bekend is dat de meerderheid er zo over denkt. Men heeft de moed niet om tegen de stroom in te gaan. Hier wordt ook duidelijk waarom er problemen ontstaan op de lange termijn door de manier waarop de jeugd wordt opgevoed. Men (over)denkt niet meer diepgaand. Men durft dat ook niet meer, omdat diepgaand filosoferen over een kwestie ervoor zou kunnen zorgen dat je mening of gedrag niet meer aansluiten bij het gemiddelde. De wetenschap heeft al bepaald wat het gemiddelde is; zij heeft al bepaald wat niet afwijkt en wat dus niet ziekelijk is. Men voelt donders goed aan hoe wij in Nederland omgaan met andersdenkenden en -voelenden. Afkeuring wacht er voor hen die afwijken. Als de massa het niet bij het rechte eind heeft, dan zegt en doet bijna niemand meer wat nodig is, namelijk tegen de stroom ingaan. Dit probleem doet zich voor in alle lagen van de bevolking.

6. Hoger opgeleiden laten het afweten

Ook op universiteiten gaat dit op. Zelden worden studenten anders beoordeeld dan op hoe goed zij uit hun hoofd leren wat hun docenten en boeken voorkauwen. Universitair geschoolden spreken zich niet eerder radicaal uit tegen gangbare ideeën en opinies. Zij hebben angst om het maatschappelijke aanzien, dat de door hen genoten opleiding met zich meebrengt, te verliezen. Voor een diploma, voor respect van het gezag, voor een onderscheiding, voor een medaille; als het ze erkenning zal opleveren zijn ze er wel toe te bewegen. Maar niet zelden zijn de helden juist diegenen die zeggen en doen wat juist is ondanks dat zij weten dat het hen gedonder zal opleveren. Universiteiten zelf zijn ook verworden tot bedrijven die ieder risico proberen te vermijden. Ook Nederlandse filosofen zijn vaak al tevreden als ze niet terugdeinzen om maatschappelijk beladen onderwerpen ter sprake te brengen. Ze hebben een incrowd term gekozen om hun levensinstelling te typeren, zoals kritisch rationalist of seculier humanist, belichten onderwerpen van allerlei kanten, maar spreken zich vervolgens amper ergens voor of tegen uit. Ze zijn bang om fouten te maken. Ze beschermen hun imago door risico's te vermijden, door geen stelling te nemen en alles tot in het oneindige te relativeren en te nuanceren. Als ze bijvoorbeeld discussiëren over de goede en kwade kanten van religie, dan geven ze veelal aan zelf atheïst of agnost te zijn, maar zich krachtig uitspreken tegen religies laten ze na.

7. Een weinig avontuurlijke leerweg

In de opvoeding van de jeugd probeert men ook alle risico's te vermijden. Alles moet volkomen veilig zijn. Er heerst zelfs angst om kinderen buiten te laten spelen. Niet alleen voor het kind, maar ook voor de instituten zelf, want juridische procedures voor nalatigheid liggen op de loer. Voor kinderen is het opgroeien geen avontuur meer, maar het meedraaien in een systeem waarin alle risico's zijn afgedekt. Het probleem van alle bepalingen en maatregelen, en de rigide opstelling van scholen, is dat die de vrije ontwikkeling van kinderen belemmeren in plaats van stimuleren. Op school leert de jeugd om zich te conformeren aan gezag, om - dit noemden we reeds - uren stil te zitten, om te eten en pauzeren op bepaalde tijdstippen, om zich aan te passen aan gangbare routines en ideeën, kortom: om een object te worden dat in het maatschappelijke apparaat kan meedraaien, om geleefd te worden in plaats van om te leven. De machthebbers weten: het is makkelijker om massa's te manipuleren dan individuen. Voor zover er aandacht is voor de individualiteit van het kind, de individuele rede, dan is het doel om die zo veel mogelijk weg te cijferen. Bepaalde kinderen maken met hun gedrag kenbaar dat zij doorhebben dat volwassenen het kinderlijke element in hen willen vernietigen. Ze verzetten zich tegen het aanpassingsstreven van de scholen en vragen respect voor hun persoonlijke inzichten en idealen. Scholen weten daar niet mee om te gaan en zien zulke kinderen als probleemgevallen. De hedendaagse scholen zijn veelal moralistische instituten die kinderen kapot maken.

8. Het competitiegehalte in de opvoeding

De Nederlandse manier van opvoeden heeft een hoog competitiegehalte. Het is de mens eigen om ergens in te willen uitblinken en om de beste te willen zijn. De beste voetballer van de klas of van de school bijvoorbeeld. In een kapitalistisch systeem is een vechtersmentaliteit van belang. Zo'n manier van opvoeden heeft echter ook negatieve kanten. Het vechten om vooraan te komen kan ten koste gaan van anderen. Om op voetballen terug te komen: het voetbalplezier wordt nogal eens teniet gedaan door de must om te winnen. Het plezier dreigt daardoor op de tweede plaats te komen. Soms lijkt het bij de kleinste voetballertjes al alsof elke wedstrijd wordt gezien als een finale van de World Cup. In de Verenigde Staten (VS) is deze winner takes it all-mentaliteit ver doorgedrongen. Ook in de politiek aldaar gaat dat op: de presidentskandidaat met de meeste stemmen in een staat krijgt alle kiesmannen van die staat (uitgezonderd een paar staten). In de sport zijn winnaars halve goden, totdat ze niet meer tot de absolute top behoren. Voor het humanistische principe van samen dingen delen is in zo'n maatschappij minder aandacht en het egoïsme neemt toe. De opvoeding stimuleert deze competitie. In de VS is sport uitermate belangrijk en de teams van scholen streven er constant naar om elkaar te verslaan. De eigen groep is voor hen heilig en hun tegenstanders worden vaak vijandig bejegend. De opvoeding in dat land, maar ook bij ons, leidt ertoe dat mensen buiten de eigen groep - alle onbekenden - worden gezien als gevaarlijk en onbetrouwbaar. Dit creëert tevens onbekommerdheid en angst voor die onbekenden. Een bijkomend probleem van deze manier van opvoeden is dat men erg materialistisch ingesteld wordt en blijft streven naar het verdienen van steeds meer geld. Mensen worden daar koopziek van: ze worden 'gelukkig' door goederen te kopen, maar de aankopen worden maar al te vaak gedaan in een poging om hun gemis aan liefde en genegenheid te compenseren. In het ergste geval gaat men de frustraties van dat gemis afreageren op zondebokken, bijvoorbeeld op gezinsleden of op onbekende buitenstaanders.

9. Religies vormen een problematische basis

Ook geloofsvisies die kinderen worden opgedrongen zorgen ervoor dat zij niet meer in vrijheid de wereld om hen heen waarnemen. De basis die wordt gelegd is gebaseerd op leugens en op vrees voor goddelijke wraak. Religieuze overtuigingen zijn niet stevig gefundeerd met tastbaar bewijs en bestaan veelal uit vooroordelen en onwaarheden. Omdat die overtuigingen deel uitmaken van het eigen referentiekader verandert daardoor ook de perceptie van de werkelijkheid. Van nature besteden mensen meer aandacht aan gegevens die overeen komen met hun verwachtingen en overtuigingen. We zijn geneigd om vooral te kijken naar gegevens die in overeenstemming daarmee zijn en we hechten ook meer belang aan die gegevens. Andersom wordt het belang van de gegevens die ermee niet in overeenstemming zijn onderschat. Dit wordt de confirmation bias genoemd. Indien de basis reeds zwak is, dan wordt al het verdere denken daardoor negatief beïnvloed. Het is niet gemakkelijk voor mensen om zich op latere leeftijd te ontdoen van overtuigingen die onterecht voor waar zijn aangenomen, zelfs als men ondertussen wel beter weet. Bewust of onbewust bestaat er namelijk angst voor het sleutelen aan de fundamenten die maken wie je bent. Niet alleen omdat men mogelijk als persoon verandert of uit de (kerk)gemeenschap wordt gestoten, maar ook omdat het in essentie betekent dat zekerheden wegvallen en de waarheidsgraad van alle op de fundamenten gebouwde kennis ook heroverwogen zal moeten worden.

'Maar, geloof resulteert wel in meer naastenliefde,' zult u misschien denken. Er zijn inderdaad gelovigen voor wie hun geloof een stimulans is om zich in te zetten voor hun medemensen. Er zitten echter grote nadelen aan religies die maken dat het beter is om goede dingen te doen uit humanistische in plaats van uit religieuze overwegingen. Het probleem van veel religies is namelijk dat ze gebaseerd zijn op leugens en dat ze bijna altijd onderdrukkend werken. Elke religie kent een pakket aan 'waarheden'. Deze 'waarheden' veranderen echter door de eeuwen heen als die niet meer houdbaar of wenselijk zijn geworden. Wanneer de wetenschap ontdekt dat een aloude religieuze 'waarheid' niet klopt, dan is de eerste reactie van de religieuze leiders om de nieuwe inzichten te negeren, die te ontkennen of om zelfs de bewuste wetenschapper(s) te vervolgen. Een leugenachtig systeem heeft per definitie in zich dat het moet blijven manipuleren om overeind te blijven. Dit gaat lang niet altijd zonder geweld en zonder (zelf)onderdrukking.

De mensheid heeft altijd de neiging gehad om onverklaarbare zaken, zoals natuurverschijnselen, te 'verklaren' middels verhalen over goden. Eeuwen geleden vereerde men talloze goden. Eén voor de vruchtbaarheid, één voor de oorlog, et cetera. De gangbare mening was dat deze goden moesten worden vereerd en dat er offers aan hen moesten worden gebracht. Veelal had ieder volk zijn eigen goden. In vroeger tijden was het niet ongewoon dat men na een verhuizing naar een ander gebied andere goden ging aanbidden. Men veronderstelde dat er in dat nieuwe gebied andere goden de baas waren die te vriend gehouden moesten worden. Later in de geschiedenis vond er een verschuiving plaats naar monotheïstische religies. Dit komt onder meer omdat de mensheid steeds meer kennis in huis heeft. Nu we bijvoorbeeld onweer natuurkundig kunnen verklaren zijn gelovigen minder geneigd om weergoden daarmee in verband te brengen. Het geloof in dergelijke goden vervaagt en op den duur zullen gelovigen alles wat ze niet goed kunnen verklaren toeschrijven aan één machtige, maar tevens vage, god. Vaag in de zin dat zijn uiterlijk en gedrag moeilijk definieerbaar zijn, en zijn wegen ondoorgrondelijk. Monotheïstische religies zijn veelal intolerant ten opzichte van andere goden en gericht op het uitroeien van andere religies. Polytheïstische religies dulden eerder andere religies naast zich, want die extra goden zijn minder van invloed op de eigen geloofsleer. Bij een monotheïstische religie zijn andere goden eerder concurrenten, want dergelijke religies stellen dat er geen andere goden bestaan. Het bestaan van andere goden wijst de gelovigen erop dat hun geloof misschien niet klopt. Want, waar is het bewijs dat hun god daadwerkelijk de enige god is? Dat bewijs is er niet. Gelovigen zeggen wel zeker te weten dat hun god echt bestaat, met name omdat ze dit zo voelen, maar gelovigen van andere religies hebben vergelijkbare gevoelens. Het geloven in een god houden religieuzen vol door het denken deels uit te schakelen en door desnoods andersdenkenden monddood te maken, soms middels geweld. Het is niet verwonderlijk dat monotheïstische samenlevingen vaker ten oorlog trokken dan polytheïstische samenlevingen.

Religieuze leiders hebben veel macht, daar hun geïndoctrineerde schaapjes gewend zijn zich te onderwerpen. Dat weinig mensen van hun geloof afstappen is niet zo verwonderlijk, gezien de conformistische aard van gelovigen. Als mensen van jongs af aan religieus worden opgevoed, dan vormt die opvoeding de basis van hun referentiekader. Als gelovigen geleerd krijgen om kritisch te denken kunnen ze komen tot een heroverweging van hun basiskennis. Ze zullen echter aanvoelen daarmee het risico te lopen outcasts te worden. Aangezien ze niet uitgestoten willen worden door hun naasten zullen zelfs zeer kritische 'gelovigen' soms hun geloof trouw blijven. Pas wanneer er om hen heen vele niet-gelovigen zijn, ook in hun familie- en vriendenkring, wordt het gemakkelijker om de religie de rug toe te keren. Religieuze machthebbers doen er alles aan om gelovigen volgend en dom te houden, veelal door die gelovigen te leren om zelfcensuur toe te passen op hun eigen denken. Als gelovigen zich inlaten met andersdenkenden wordt dat soms beschouwd als een zonde, wat ook geldt voor het geloof in twijfel trekken. Wanneer een atheïst met een gelovige in discussie wil gaan zal de gelovige dus veelal weglopen of geïrriteerd reageren. Met een gelovige discussiëren over diens geloof is moeilijk, omdat de gelovige eigenlijk best weet dat hij of zij in leugens gelooft. Zo'n confrontatie doet zich in het groot voor wanneer twee religies met elkaar botsen. Wanneer een overgrote meerderheid van een volk religie A aanhangt, wordt religie B minder getolereerd en omgekeerd. De tolerantie is groter wanneer er veel niet-gelovigen zijn, wanneer geen van de religieuze groepen dominant is, of als er een zuilensysteem is waarbij iedere groep leeft in de eigen zuil. Problematisch aan zeer religieuze samenlevingen is dat de wetenschap onder druk staat, het kritisch denken niet wordt gestimuleerd, en dat er vaker wordt gelogen, bedreigd en gemanipuleerd. De waarheid en het humanisme staan in die samenlevingen onder grote druk, want minderheden en mensen met minderheidsstandpunten moeten wijken voor het grotere geheel. Een betere opvoeding is er dus een waarbij men wel kennis overdraagt maar waarbij men tevens toestaat dat er aan deze kennis getwijfeld wordt. De indoctrinatie van kinderen met religies en alle daaraan gekoppelde intolerantie zou niet moeten plaatsvinden. Basisscholen zouden dus niet gebaseerd moeten zijn op religies, ook al geven sommige ouders daaraan de voorkeur. Kinderen zijn aparte wezens en geen verlengstukken van volwassenen.

II - De massamedia

1. Inleiding

De opkomst van het internet is ten koste gegaan van de tijd die wij met zijn allen besteden aan andere media. Ook het Sociaal en Cultureel Planbureau concludeerde in 2005 dat de televisiekijktijd is gedaald. Dit is een positieve ontwikkeling, aangezien via de oude media te veel eenzijdige propaganda wordt verspreid. Het is niet zozeer zo dat de oude media constant feitelijke onwaarheden brengen; het probleem is dat zij het volk over sommige zaken niet of onvolledig informeren. In de politiek is dat een doodzonde waaraan niet zelden politieke consequenties worden verbonden. Nu is het zo dat de massamedia ook niet pretenderen geen taboe-onderwerpen te hebben of altijd objectief te zijn. Desondanks is dat niet zuiver handelen hen verwijtbaar, gezien de sociale en maatschappelijke impact die hun producten hebben. De reden dat bepaalde informatie niet of nauwelijks verspreid wordt via de oude media is gelegen in economische en politieke machtsbelangen. De mediaconcerns zijn bedrijven die afhankelijk zijn van het bedrijfsleven en zij steunen veelal actief politieke bewegingen. Zaken waarover in de media nauwelijks wordt gesproken zijn onder meer de (ontbrekende) onafhankelijkheid van henzelf en allerhande complottheorieën. De nuchtere Nederlander zal opperen dat veel complotten te ongeloofwaardig zijn om ze aan de kaak te stellen. Maar als ze leven onder het volk, waar blijven dan de publieke analyses van de mythen? Laten we om te beginnen kijken naar de media zelf, allereerst mondiaal. Alvorens daarmee van start te gaan, moet worden opgemerkt dat het bij percentages, aantallen en eigendomsconstructies die worden genoemd gaat om een momentopname en soms om een schatting. De ontwikkelingen gaan namelijk snel en het gaat soms om kwesties die slechts in kleine kring worden besproken.

2. Concentratie van mediabezit

Nog geen tien bedrijven bezitten samen 90 procent van de wereldwijde mediamarkt. Het gaat daarbij voornamelijk om Amerikaanse concerns, die zich steeds breder oriënteren en profileren. The Walt Disney Company en Sony Corporation bijvoorbeeld richten zich al lang niet meer enkel op respectievelijk themaparken en elektronica: zij horen bij de grootste mediaconcerns. De grootste der mediaconglomeraten is News Corporation. Dit bedrijf, waaronder onder meer Fox News en The Wall Street Journal vallen, heeft als voorzitter Keith Rupert Murdoch, een uitgesproken Republikein. Het mag duidelijk zijn dat er sprake is van concentratie van mediabezit. Ook in Nederland hebben we met die kleine groep mediaconglomeraten te maken. Zo is MTV Networks (MTV, TMF, Nickelodeon, Comedy Central) van Viacom, en is RTL Nederland (RTL 4, 5, 7, 8; Radio 538) via RTL Group van Bertelsmann. SBS 6, NET 5 en Veronica zijn van het Europese ProSiebenSat.1 Media. Bij de Nederlandse dagbladen en tijdschriften vinden we eenzelfde soort concentratie van mediabezit. Dit komt omdat de markt in handen is van slechts vier uitgevers (TMG, De Persgroep/PCM, Wegener en Sanoma), die zich grotendeels richten op verschillende marktsegmenten. De (adjunct-)hoofdredacteuren van bladen die deze uitgevers in omloop brengen ontmoeten elkaar tijdens jaardagen van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren. Men lijkt zich er niet druk om te maken dat zulke ontmoetingen de schijn wekken van gebrek aan onderlinge concurrentie. Misschien is het ook geen issue, aangezien de redacteuren bevelen van de directie uitvoeren, en de kwaliteit van de producten eerder ten koste lijkt te gaan van snijdende concurrentie. Ook bij de persbureaus vinden we twijfelachtige toestanden. Zo had het grootste familiebedrijf van Nederland, SHV Holdings, via NPM Capital jaren lang een meerderheidsbelang (van 70 procent) in het ANP. Verschillende leden van die familie Fentener van Vlissingen bekleden topposities in bedrijven. Novum heeft via MoneyView Nederland als enige gevolmachtigde het bedrijf Bram Bloemberg Advies, waarvan Bram Bloemberg de enige eigenaar is. Verschillende van de eerder genoemde mediaconcerns zijn aan de beurs genoteerd. Een vraag die zich opdringt is of, als de keuze gemaakt moet worden, men kiest voor goede journalistiek of voor economische resultaten en opbrengsten.

Eén van de grootste inkomstenposten van de media zijn reclame-inkomsten. Ook die situatie komt de objectiviteit van de media niet ten goede. Stel, een krant heeft een langetermijnafspraak met een supermarktketen. De kans dat er in die krant kritische (of zelfs negatieve) artikelen zullen verschijnen over dat bedrijf is klein, aangezien het medium dan de kans loopt een belangrijke inkomstenbron te verliezen. Andersom zullen andere supermarktketens niet snel in het zonnetje worden gezet. De impact op de objectiviteit van de media neemt toe naarmate de afhankelijkheid van reclame-inkomsten toeneemt en de adverteerders een ideologie aanhangen of aanvallen. Die adverteerders kunnen verenigingen of stichtingen zijn die door de rijksoverheid worden gefinancierd, bijvoorbeeld via subsidies.

3. Niet iedereen kan zijn ei kwijt

De massamedia vervullen in onze maatschappij diverse functies. Onder meer brengen zij nieuws bij het volk en initiëren ze debatten over tal van onderwerpen. Soms reageren de media echter ook angsten af op minderheden. Verhalen worden regelmatig aangedikt om zaken erger of unieker te laten overkomen dan dat ze in werkelijkheid zijn. Bepaalde groepen worden negatief afgeschilderd zonder dat personen uit deze groepen de gelegenheid geboden krijgen om zich te verdedigen. Zo krijgt het volk een vertekend beeld van die groepen, en de leden van die groepen dreigen daardoor ontmenselijkt te worden. De geschiedenis leert ons dat dit verstrekkende gevolgen kan hebben. Wanneer alle journalisten in dienst zouden staan van de waarheid zou de samenleving waarschijnlijk veel humaner zijn dan vandaag de dag het geval is. Misstanden zouden dan eerder aan het licht komen, waardoor we eerder tot oplossingen komen voor problemen in plaats van tot schijnoplossingen. Helaas strijden nog te weinig mensen voor een humanere maatschappij. Veel mensen zijn egoïstisch en zullen hun nek niet uitsteken als ze daardoor persoonlijk (mogelijk) negatieve consequenties zullen ondervinden. Anderen vinden het zelfs prettig om op andere mensen af te geven om zichzelf als beter dan die anderen te kunnen wanen of om de aandacht van zichzelf af te wenden als ze dingen te verbergen hebben. Groepen die nauwelijks gehoord worden kunnen gelukkig op het internet wel hun mening uitdragen. Op het internet kan iedereen zijn of haar mening kwijt. Toch blijft het een kwalijke zaak wanneer de massamedia bepaalde meningen niet verspreiden of bepaalde groepen niet aan het woord laten. Temeer omdat de meeste media een grotere invloed op de publieke opinie uitoefenen dan websites, daar de massamedia meer lezers, luisteraars en kijkers hebben.

Een medium dat het brengen van de waarheid belangrijk vindt laat alle standpunten voorbijkomen, waardoor met alle opinies en feiten het dichtst de waarheid wordt benaderd. Een medium met een agenda dat de publieke opinie wil sturen of dat pure sensatiejournalistiek bedrijft om een groot publiek aan te trekken zal haar doelgroep meer manipuleren. Dit manipuleren kan op allerlei manieren in zijn werk gaan. Men laat bijvoorbeeld op de televisie of op de radio enge muziek horen, men past gekleurd woordgebruik toe, men zendt enge, vertraagde beelden uit, men verspreidt selectieve, overdreven informatie, et cetera. Normaal gesproken kan een ander medium dan weer kritiek leveren op zo'n reportage of artikel. De manipulatie en het effect daarvan zijn vooral heel extreem wanneer er nooit tegengeluiden geuit kunnen worden op de eenzijdige artikelen en uitzendingen. In zo'n geval is er sprake van een taboe in de journalistiek en elk taboe leidt op den duur tot grote problemen. De ene kant van een zaak wordt dan per definitie overbelicht, waardoor men soms zonder kritiek te krijgen pure nonsens kan uitkramen terwijl die makkelijk te weerleggen zou zijn; de tegenpartij is echter monddood gemaakt. Een mening wordt dan al gauw een 'geloof' dat de waarheid niet verdraagt en dat alleen stand houdt door de waarheid geweld aan te doen. Dit kan voor grote problemen zorgen, omdat aan de massamedia veel gezag wordt toegekend. 'Zij zullen het wel bij het rechte eind hebben gezien hun gezag,' redeneren veel mensen.

Bepaalde mensen moeten ervoor vechten om hun websites online te krijgen en te houden. Bijna alle providers weren potentiële klanten die controversiële meningen hebben, omdat ze bang zijn om andere klanten te verliezen. Providers die wel alles wat legaal is toestaan komen daardoor steeds verder onder druk te staan. Er dreigt zelfs bij wet verplichte censuur ingevoerd te gaan worden omdat de meerderheid van het volk bang is dat minderheidsstandpunten de 'waarheid' teveel geweld aandoen. De meerderheid van de bevolking lijkt dit te pikken en tegen de vrijheid van meningsuiting te zijn. Vandaag de dag wil een overgrote meerderheid van het volk een verbod op onze partij vanwege haar controversiële standpunten. Zou de overheid de website van de PNVD afsluiten, dan zouden slechts enkele mensen hiertegen (durven te) protesteren. Gelukkig zijn de grondwetten van veel landen geschreven door liberaal denkende mensen. Hierdoor kunnen politici niet zo makkelijk de vrijheid van meningsuiting om zeep helpen. Soms vinden politici die vrijheid namelijk niet voor iedereen even belangrijk. Zo riepen ook politieke partijen en politici op tot een verbod op onze partij.

4. Afleiding en misleiding van het volk

Het intentioneel verzwijgen van informatie is een vorm van politiek bedrijven. Dit geldt ook voor het overwaarderen en hypen van in werkelijkheid secundaire issues. In die zin kan de televisie een Weapon of Mass Distraction genoemd worden. Een vergelijkbaar verschijnsel is dat discussies soms bewust binnen bepaalde grenzen zo fel mogelijk worden gehouden. Dat maakt het mogelijk voor de media om ervoor te zorgen dat ideologische keuzes onbesproken blijven. Mediacriticus Noam Chomsky noemde in deze context als voorbeeld het debat over de oorlog in Vietnam. Wél waren er pittige discussies over of de oorlog te winnen was, niet over of die moreel gerechtvaardigd was. Nog een voordeel van het internet is dat het een platform biedt om te praten over leugens die door en via de media worden verspreid. Het gaat daarbij niet enkel om leugentjes om bestwil. Er zijn vele gevallen gedocumenteerd van bedrog en manipulatie op grote schaal. Hieronder volgt een illustratief voorbeeld, waarbij de media werden misbruikt om de steun van het Amerikaanse volk te winnen voor interventie in Koeweit; de Perzische Golfoorlog. De regering van Koeweit betaalde, via een Amerikaanse organisatie, ongeveer elf miljoen dollar aan het pr-bureau Hill & Knowlton om een campagne voor oorlogssteun te starten. Dat pr-bureau probeerde Amerikaanse congresleden en de media ervan te overtuigen dat Iraakse troepen honderden vroeggeboren baby's zouden hebben gedood door ze uit couveuses te halen. De belangrijkste ooggetuige was een verpleegkundige uit de hoofdstad van Koeweit, wiens emotionele betoog uitgebreid de media haalde. De oorlog werd gestart mede door de verhalen over vroeggeboren baby's. Uiteindelijk bleken die verhalen onwaar en het meisje bleek Nayirah al-Sabah te zijn, de dochter van de Koeweitse ambassadeur in de VS.

5. Enkele nagenoeg onbesproken zaken

Over banden tussen de media en de machthebbers gesproken: er is en wordt nogal wat over en weer geïnfiltreerd, waardoor de media deel zijn gaan uitmaken van de macht. Ook dat draagt ertoe bij dat er in de media weinig aandacht is voor politiek gekleurde complottheorieën. Hieronder een opsomming van enkele vragen die regelmatig gesteld worden, maar waarover in de media nauwelijks is gesproken:

  • Loog ex-politicus Gerrit Zalm (VVD) over de instapkoers van de euro, om zo tientallen miljarden euro's over te houden op de begroting? Is er bij het opgeven van de gulden voldoende gekeken naar de gevolgen daarvan op bijvoorbeeld het wisselkoersbeleid en het rentebeleid?
  • In hoeverre vormen de bezoekers van de Bilderbergconferenties een soort ongekozen wereldregering? Is Beatrix van Lippe-Biesterfeld op zo'n conferentie aanwezig geweest als vertegenwoordigster van Royal Dutch Shell? Wordt er in de massamedia weinig over deze conferenties gemeld, omdat de media-eigenaren er zelf heen gaan? Is er iets vergelijkbaars gaande op kleine schaal binnen delen van Rotary Nederland?
  • Klopt het dat de eigenaren van enkele mediaconglomeraten tevens de eigenaren zijn van defensiebedrijven en banken? Wat klopt er van de theorieën die aan de orde komen in films als Zeitgeist en Loose Change?
  • Wordt er met hoge druk gif in geïmpregneerd hout gestopt en krijgen bedrijven daar Europese subsidie voor? Gebeurt dit ondanks het verbod van 1986 en mag men dit niet op de etiketten van het hout vermelden? Zit dat gif ook in de speeltoestellen die kinderen aanraken en komt dit via regen tevens in de grond terecht?
  • Had de vlucht van het vrachtvliegtuig van El Al dat in 1992 neerstortte een militair karakter? Namen mannen in witte pakken daarom het staartstuk mee; mannen die gewone hulpverleners worden genoemd in het rapport van de parlementaire enquêtecommissie? Deugden de bouten waarmee de motoren ophingen niet? Heeft de enquêtecommissie bewust de opdracht gekregen geen onafhankelijk technisch onderzoek uit te laten voeren en het te laten bij wat Boeing en El Al zelf onderzochten?
  • Wordt er in Irak verarmd uranium, dat wil zeggen radioactief en zwaar giftig metaal, gebruikt in munitie? Klopt het dat de resten daarvan zich jaren lang verspreiden door opdwarreling en die zorgen voor aantasting van het immuunsysteem van burgers? Dat kinderen daardoor worden geboren met misvormde ledematen, hoofden en rompjes?
  • Welke informele codes bestaan er tussen politici en de media? Is het waar dat de code Nieuwspoort behelst dat politici tegen journalisten kunnen zeggen: 'Schrijf hier voor het landsbelang maar niets over.' Zijn de persvoorlichters veelal zelf politici en werken zij soms ook voor de Nederlandse Rijksvoorlichtingsdienst?

Over voornoemde zaken is weinig te horen en te zien in de media, en het waren slechts enkele voorbeelden. Door het internet wordt gelukkig steeds duidelijker welke interessante zaken de oude media, al of niet bewust, niet of nauwelijks aan de orde stellen.

6. Bij taboes is niemand gebaat

In de journalistiek gold niet zo lang geleden een taboe op het publiceren van 'extreemrechtse geluiden'. Zo kregen politici van de Centrum Democraten (CD) amper de gelegenheid om hun verhaal naar buiten te brengen in de massamedia. Iedereen die kritiek had op bepaalde bevolkingsgroepen was op zijn minst verdacht en werd doorgaans tevens neergezet als een aanhanger van extreemrechts. Door die houding van de journalistiek durfde niemand die een publieke functie wilde verkrijgen dan wel behouden kritiek te leveren op de integratie en de emancipatie van immigranten. Daarmee zouden zij zichzelf in de verdachtenbank plaatsen. Het nadeel van deze gang van zaken was dat deze onderwerpen pas bespreekbaar konden worden toen veel meer mensen hinder meenden te ondervinden van bepaalde bevolkingsgroepen ('de buitenlanders'). Toen dat gebeurde bleek de aanhang van wat vroeger allemaal onder de noemer 'extreemrechts' werd geschoven erg gegroeid te zijn. Een deel van de massamedia probeerde toen het taboe op het bespreekbaar maken van die onderwerpen te handhaven, maar een ander deel koos (enigszins) de zijde van de rechtse aanhang en ging dus overstag vanwege hun aantal. Door het taboe waren we veel verder van huis: dat werkte averechts en er waren wel degelijk zaken omtrent het integratievraagstuk die problemen gaven. Deze zaken waren misschien eigenlijk vrij makkelijk op te lossen en hadden niet zo uit de hand hoeven te lopen. Ook voelden veel mensen zich onbegrepen, zowel de immigranten als de mensen die zich aan hen ergerden. Gelukkig is het taboe op de integratie en aanverwante zaken nu aan het verdwijnen. Helaas zijn er door het politiek correcte handelen van de politiek en de media veel intolerante politici opgestaan, en vonden de opiniemakers Pim Fortuyn en Theo van Gogh de dood. Weten we eigenlijk wel wat Hans Janmaat, de leider van de CD, wilde bereiken? Ook zou hij misschien minder extremistisch geweest zijn wanneer men met hem in debat was getreden. Mensen die zich onbegrepen voelen en waarmee niet in debat wordt getreden radicaliseren eerder dan andere mensen. Het is belangrijk dat mensen hun verhaal kwijt kunnen. Als onderwerpen onbespreekbaar zijn, dan zullen politici verleren om op een zinnige manier over die taboe-onderwerpen te debatteren. Politici gaan dan intolerante lieden bestrijden middels het verdraaien van woorden, het uitkramen van gevaarlijke, ondemocratische onzin, et cetera. Mensen die humaan en liberaal zijn staan al jaren aan de kant in deze leugenachtige tijden. Doordat die overal zijn weggewerkt zijn er op momenten dat taboe-onderwerpen worden doorbroken enkel nog andere personen over die nauwelijks in staat zijn om populisten inhoudelijk van repliek te dienen. Intolerante bewegingen groeien op die momenten verder, aangezien de oude kliek makkelijk succesvol aan te vallen is. Mensen met echt goede (tegen)argumenten staan dan tenenkrommend aan de zijlijn, terwijl zij de oplossing vormen voor het probleem.

Journalisten zelf bedrijven ook regelmatig politiek door de manier waarop ze omgaan met informatie. Als wij zelf journalisten te woord staan ontdekken we regelmatig dat we in publicaties selectief geciteerd worden, dat de context anders is of ontbreekt, en dat geprobeerd wordt om ons een bepaald imago toe te schrijven. Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld doordat men al onze uitspraken negeert, behalve als die over één bepaald onderwerp gaan. Die uitspraken worden vervolgens achter elkaar gezet, waardoor er een vertekend beeld ontstaat van onze prioriteiten. Het zijn de prioriteiten van de journalist, die door hem of haar aan ons worden toegeschreven. Wellicht ten overvloede: over de massamedia zijn wij zelf niet erg te spreken. Zij zijn één van de redenen waarom wij besloten een boek te gaan schrijven. Alleen via eigen media kunnen wij echt laten zien wie we zijn en waar we voor staan. Om met enkele positieve opmerkingen te eindigen: de media die op kleinere schaal opereren zijn soms zo gek nog niet, en studenten journalistiek zijn meestal oprecht geïnteresseerd en bezig met het brengen van goede journalistiek in plaats van met het bedrijven van politiek.

III - Onderzoeksklimaat

1. Inleiding

Met academische titulatuur wordt een maatschappelijke positie of waardigheid aangeduid. Een professor doctor (prof. dr.) is bijvoorbeeld een persoon die, na een door universitaire docenten goedgekeurd onderzoeksverslag te hebben geschreven, docent is geworden aan een universiteit. Hoewel het begrijpelijk is dat we met dergelijke titels werken, zorgen die soms ook voor problemen, bijvoorbeeld wanneer ze teveel ontzag oproepen of in verwaandheid van de drager resulteren. Burgers, inclusief journalisten en politici, zullen over het algemeen eerder geneigd zijn te twijfelen aan uitspraken van niet-academici over onderzoek. Neem bijvoorbeeld een hoofdstuk aangaande onderzoek, geschreven door twee personen zonder universitair diploma. In ieder geval is het voor ons mogelijk om te verhalen over hoe wij als buitenstaanders aankijken tegen het doen en laten van (bepaalde) onderzoekers, en eventuele problemen aangaande de onafhankelijkheid en objectiviteit van onderzoeksprojecten en universiteiten (incl. de theologische). Helaas is er op voornoemde vlakken nogal wat mis. Hopelijk zonder te vervallen in persoonlijke aanvallen (ad hominem argumenten) wordt in dit hoofdstuk een beeld geschetst van onderzoek-gerelateerde kwesties die vragen oproepen.

2. Financiële en politieke belangen

Onderzoeksbureaus en -instituten zijn bedrijven, maar dat zijn universiteiten momenteel eigenlijk ook. Ze concurreren allemaal onderling voor hoge plaatsen in nationale en internationale top-zoveel lijsten, voor media-aandacht, en voor extra overheidstoeslagen en -financiering. Het gros van de onderzoekers is direct financieel afhankelijk van die bedrijven en indirect van andere bedrijven, zoals die achter academic journals en de opdrachtgevers van de onderzoeken. Een direct gevolg van de marktwerking is dat manipulatie, zoals het overdrijven of juist negeren van controversiële of ongewenste data, de kans op publicatie en het rond krijgen van de financiering van (vervolg)onderzoeken kan vergroten. Over het algemeen zal die manipulatie erop gericht zijn om de uitkomsten van een onderzoek te laten aansluiten bij de heersende gedachtegang.

Samenlevingen veranderen door de eeuwen heen. Nadat het wiel was uitgevonden werd deze belangrijke uitvinding doorgegeven van generatie op generatie. De mensheid kan op deze manier steeds slimmer worden, mede doordat niet iedereen alles hoeft te weten maar kennis ook wordt overgedragen middels vastlegging in bijvoorbeeld boeken. Sommige ontdekkingen worden toevallig gedaan, maar vele ontdekkingen komen voort uit gericht onderzoek. In Nederland hebben we talloze bedrijven en diverse universiteiten waar onderzoek wordt verricht. 'Da's mooi,' zult u wellicht denken. Een kritische houding ten opzichte van wetenschappelijk onderzoek is echter gewenst, omdat er vaak grote belangen in het spel zijn. Die belangen worden onder meer zichtbaar als een (mogelijke) uitkomst van een onderzoek nadelig is voor bepaalde organisaties. Stel, men zou ontdekken dat auto's makkelijk en goedkoop kunnen rijden op lucht. Shell zal hier vast niet blij mee zijn. Wanneer Shell dit onderzoek zou weten tegen te houden... U begrijpt het al: er zijn regelmatig tegenstrijdige belangen in het spel en het uitbreiden van kennis is dus lang niet altijd waar iedereen op uit is. De meeste wetenschappelijke onderzoeken kosten flink wat geld. Geld wordt ofwel specifiek voor een bepaald onderzoek gegeven ofwel aan een instelling die meer vrijheid krijgt om gelden naar eigen inzicht te besteden aan onderzoek. De financiers bepalen grotendeels wat voor onderzoeken er plaatsvinden. Ook komt het dikwijls voor dat de resultaten enkel openbaar gemaakt worden indien die resultaten goed zijn voor de eigen zaak. Voorgaande speelt vooral in het bedrijfsleven. Onderzoekers, al of niet in dienst van bedrijven, tekenen veelal contracten tot geheimhouding. Bij universiteiten komt veel geld van de overheid terecht en het bedrijfsleven werkt meer en meer met universiteiten samen. Dit kan nadelige gevolgen hebben. De overheid heeft zelden enkel als doel om kennis uit te laten breiden; zij streeft ook politieke doelen na. Universiteiten doen er dus goed aan om enige afstand te bewaren tot de overheid en tot het bedrijfsleven. Doen zij dit niet dan verworden zij al snel tot speelballen van instituten die lang niet altijd waarheidsvinding voorstaan. Onderzoek kan overigens nog zo professioneel zijn uitgevoerd, als de uitkomt ervan niet welgelegen is zullen journalisten en politici de resultaten pas jaren later serieus nemen. De kans geboden krijgen te promoveren op een onderzoek met een 'onwelgelegen' onderwerp is klein, terwijl dit in de wetenschappelijke wereld niet uit zou moeten maken.

Als men al het verschil begrijpt tussen een statistisch verband en een oorzakelijk verband, dan nog wordt een correlatie al snel 'goed genoeg' gevonden. Misschien komt dat omdat computers het mogelijk maken steeds grotere hoeveelheden data te verzamelen en te doorzoeken. Ook moeten burgers over het algemeen afgaan op wat journalisten schrijven over onderzoeken. De (high profile) onderzoeken zelf worden veelal gepubliceerd in academic journals en copyrights belemmeren de vrije verspreiding ervan. Soms maken politici al beleid op basis van bepaald onderzoek voordat de onderzoeksresultaten voor iedereen openbaar zijn gemaakt. Eigenlijk is het een schande dat het volk niet gemakkelijk en gratis alle door de overheid (mede)gefinancierde onderzoeken kan inzien. Mensen die afgaan op wat de media melden over onderzoeken, moeten het veelal doen met een vertekend beeld van de werkelijkheid.

3. Universiteiten worden banenfabrieken

Studenten aan universiteiten en hogescholen, maar liefst tot vmbo's aan toe, zouden kritisch moeten zijn en niet alles wat ze geleerd krijgen voor zoete koek moeten slikken. Kritische studenten zouden studentenblaadjes moeten willen die ze zelf in elkaar zetten zonder bemoeienis met de inhoud ervan door de besturen van instellingen. In de praktijk zijn steeds meer blaadjes in handen van de machthebbers van de instellingen en studenten lijken dit te pikken. Studenten vinden bijna alles best, als ze uiteindelijk maar diploma's krijgen, want die zorgen ervoor dat ze meer kans maken op goed betaalde banen. Door hun instelling neemt de kritische, onderzoekende houding af; ze zijn enkel volgzaam en onderzoeken vooral wat ze opgedragen krijgen. Het in twijfel trekken van de leerstof is iets wat te weinig studenten doen. Een oorzaak hiervan is mogelijk dat het opleidingsniveau over de hele linie aan het dalen is, en dat komt weer omdat met name socialisten doorslaan in hun streven om hoger onderwijs voor iedereen toegankelijk te maken. Zij willen per se iedereen gelijke kansen geven. Iedereen die uit een arm gezin komt en slim is moet dus aan een universiteit kunnen studeren. Op zich is dat een mooi streven, maar hier zit een addertje onder het gras. De cultuur in een achterbuurt is anders dan die in een villawijk. Meestal is de mentaliteit, woordenschat en algemene kennis van kinderen afhankelijk van hoe arm of rijk hun ouders zijn. De afkomst kan voor kinderen van arme ouders een belemmering zijn om later aan een universiteit te kunnen gaan studeren. Socialisten hebben de neiging om het niveau van universiteiten aan te passen om meer mensen de kans te geven daar af te studeren. Universiteiten verliezen zo op den duur hun functie, want het worden veredelde hogescholen. Hogescholen worden daardoor op hun beurt veredelde beroepsopleidingen. De overheid haalt op die manier haar doelstellingen, maar te zeer door invloed uit te oefenen op de universiteiten. De overheid dient juist afstand te bewaren, omdat anders de onafhankelijkheid van de instellingen in het geding komt. Anders bestaat het risico dat onderzoeken en de resultaten daarvan door instellingen meer en meer - deels onbewust - afgestemd gaan worden op wat de politici uitkomt. Instellingen gaan dan bepaalde docenten aantrekken terwijl anderen juist buiten de boot vallen. Het gelijkheidsideaal is funest voor een gezond wetenschappelijk klimaat. Mensen zijn wel gelijkwaardig maar zeker niet gelijk aan elkaar. Universiteiten moeten niet worden gezien als banenfabrieken. De socialistische minister van Onderwijs, Ronald Plasterk (PvdA), denkt hier klaarblijkelijk anders over, gezien onder meer zijn antwoord van 7 december 2007 op een kamervraag:

"Het criterium [om iemand te verwijderen van een opleiding] is dat de student door zijn gedragingen tijdens de opleiding of de stage blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van het beroep dan wel de beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt."

4. Op zoek naar contexten en details

Burgers die zich kritischer opstellen en meer informatie pogen in te winnen over onderzoeken, zullen regelmatig doodlopende wegen vinden. Hieronder vindt u drie voorbeelden omtrent kinderporno.

1. Aangaande het aantal websites met kinderporno en de hoeveelheid bezoeken daaraan.

In de Nederlandse krant Metro van 17 september 2007 stond in het artikel Kinderporno groeit razendsnel op web: "Websites met kinderporno worden jaarlijks zo'n twee miljard keer bezocht. Dit komt neer op 10 procent van het totale aantal bezoeken aan websites, schatten experts van Microsoft." Metro-medewerker Michael Brilovich kreeg die informatie van Pablo A. Anselmo, een veiligheidsmanager van Microsoft in Zuid-Amerika (de Zuidkegel). Het artikel stond al eerder, op 7 september 2007, in de Chileense Metro. Niemand van Microsoft reageerde op onze op de publicatiedatum aan Laura Raffo en Leticia Pena van Microsoft Zuid-Amerika verstuurde e-mail over het onderzoek. Ook reageerde niemand van Microsoft op onze op 29 september 2007 aan Microsoft Chili verstuurde brief met bijlagen over het onderzoek. We geloven niet dat 10 procent van de internetbezoeken gebracht wordt aan websites met kinderporno. Maar het onderzoek inzien en kanttekeningen plaatsen bleek simpelweg onmogelijk te zijn.

2. Aangaande de link tussen kinderporno downloaden en kinderen seksueel misbruiken.

Op 19 januari 2006 werd er in documentaire-programma Zembla aandacht besteed aan polygrafisch onderzoek van Jos Buschman bij 'kinderpornodownloaders'. Mensen die kinderporno bekijken zouden eerder geneigd zijn over te gaan tot pedoseksuele handelingen. Politici doken er bovenop. PvdA'er Khadija Arib stelde op 27 januari 2006 aan de minister van Justitie de kamervraag: "Hebt u kennisgenomen van de tv-uitzending, waaruit blijkt dat het merendeel van de mensen die kinderporno downloaden, daadwerkelijk een gevaar vormt voor kinderen?" Ook Arda Gerkens, Jan de Wit en Ewout Irrgang (allen SP) grepen het onderzoek aan om de minister te bewegen de opsporing en vervolging ter zake weer bovenaan het lijstje van politie en justitie te krijgen. Toenmalig minister van Justitie Piet Hein Donner (CDA) antwoordde op 22 maart 2006 dat het deelonderzoek in opdracht van De Waag Nederland is uitgevoerd en wel bij personen die waren aangehouden bij een internationale operatie. In de publicatie Kinderen beschermd tegen seksueel misbruik: Evaluatie van de partiële wijziging in de zedelijkheidswetgeving van mei 2006 (pagina 103, voetnoot 134) staat dan ook terecht: "Naar onze mening moeten de uitkomsten van dit onderzoek gerelativeerd worden omdat het gaat om een zeer selectieve groep in een specifieke setting." Op 30 maart 2006, toen de vaste commissie voor Justitie overleg voerde met minister Donner, merkte Gerkens op: "De Van Mesdag-kliniek heeft aangetoond dat het bekijken van kinderporno kan leiden tot het plegen van kindermisbruik." Politici gingen met het onderzoek aan de haal en gebruikten het als aanleiding om de straffen voor zowel virtuele als niet-virtuele kinderporno te verhogen en de bewijslast te versimpelen. In 2007 probeerden we het onderzoek te bemachtigen om het in te kunnen zien. Op een brief (van 30 maart 2007) aan Jos Buschman, waarin ook stond dat we eventueel bereid zijn te betalen voor data, kwam geen reactie. Op 27 april 2007 probeerden we het opnieuw, dit keer middels een aangetekende brief aan Buschman en een brief aan het Rob Giel Onderzoekcentrum (RGOc) waarmee hij samenwerkte. Er kwam weer geen reactie, behalve een brief van het RGOc dat de aan hen gestuurde brief was doorgestuurd aan Buschman. Op 21 mei 2007 besloten we hem te bellen. Het gesprek ging ongeveer als volgt:

(vraag) Hebt u de brieven ontvangen?
Buschman: Informatie over het onderzoek geven we niet aan particulieren, omdat het veel oproept.
(vraag) Kunnen verenigingen of stichtingen het wel aanvragen?
Buschman: Zo lang het niet formeel gepubliceerd is, sturen we het niet aan derden. Voorlopig enkel aan collegae van Justitie.
(vraag) Ook aan politici?
Buschman: Ja, de voorpublicatie.
(vraag) Kunt u aangeven welke politici het hebben ontvangen en gelezen?
Buschman: Dat weet ik niet en ik zie de meerwaarde er niet van in om daarover informatie te verstrekken.
(vraag) Heeft er een peer review plaatsgevonden?
Buschman: Er is buitenlands onderzoek dat vergelijkbaar is, in Amerika en in Groot-Brittannië.
(vraag) Hoe kunnen we ooit het onderzoek inzien?
Buschman: Het is verstuurd naar Panopticon en Journal of Sexual Abuse. Wij kunnen geen onderzoeksgegevens aan u doen toekomen met betrekking tot de polygrafische studie.

In een e-mail liet Luc Robert, redactiesecretaris van Panopticon, weten: "Ik val een beetje uit de lucht bij het lezen van uw vraag. Wat de artikelen in peer review betreft, is er geen spoor van de bijdrage waarnaar u verwijst." Howard Barbaree van Sexual Abuse: Journal of Research and Treatment reageerde geheel niet. Van Jos Buschman en zijn onderzoek vernamen we daarna niets meer. Slechts in een ANP-artikel, dat DAG op 4 juli 2007 plaatste onder de kop Kamer wil bewijs kinderporno versimpelen, lazen we nog een citaat van Buschman. Afnemers van pornografisch materiaal zouden volgens Buschman wegkomen met "een taakstrafje". "Vervolgens zit 99 procent na het vertrek uit het politiebureau weer achter de kinderporno," aldus Buschman.

3. Wederom aangaande de link tussen kinderporno downloaden en kinderen seksueel misbruiken.

Op 26 oktober 2007 plaatste de NRC het artikel Pedo-ideologie voorbij, het kind heeft gewonnen van de hand van Antoinette Reerink. In het artikel wordt over onderzoeker Jan Willems gesproken: "Terwijl Amerikaans onderzoek volgens hem heeft uitgewezen dat 85 procent van de mensen die kinderpornografische beelden downloaden, daadwerkelijk kinderen seksueel heeft misbruikt." We vroegen Reerink om opheldering over het percentage. Per e-mail reageerde ze op 29 oktober 2007: "Het artikel dat u las moest in een paar uur geschreven worden en vergde behoorlijk wat onderzoek en gesprekken, vandaar dat de bewering aan de heer Willems is toegeschreven." Willems zelf liet weten dat het percentage gaat over convicted internet offenders en hij noemde ook de naam van het onderzoek. Het bleek net als bij het onderzoek van Jos Buschman te gaan om een selectieve groep in een specifieke setting.

IV - Scheiding der machten

1. Inleiding

In een gezonde democratie houdt men rekening met minderheden. Wie democratie slechts ziet als 'de meerderheid plus één beslist' heeft een wel erg bekrompen kijk op deze staatsvorm. Wanneer een meerderheid bijvoorbeeld zou willen dat niemand meer rode sokken mag dragen omdat deze meerderheid dit een lelijke kleur vindt, dan zou een verbod op het dragen van rode sokken toch 'ondemocratisch' zijn. In een gezonde democratie kan een rechter korte metten maken met zo'n wet. Een rode sokkendrager doet immers niemand kwaad (en benadeelt niemand) met zijn of haar smaak. De ergernis van mensen aan rode sokkendragers zou geenszins voldoende moeten zijn om zo'n verbod te rechtvaardigen. Toch bestaan er zulke verboden. Vroeger waren bijvoorbeeld buitenechtelijke relaties strafbaar, tegenwoordig bijvoorbeeld het naaktlopen op straat. Deze verboden zijn te vergelijken met het niet mogen dragen van rode sokken. Uit het bovenstaande valt al op te maken dat het niet eenvoudig is om zaken buiten het strafrecht te houden wanneer een meerderheid wetgeving daaromtrent wenselijk acht. Als een meerderheid fel tegen het dragen van rode sokken zou zijn, net zoals men nu tegen naaktlopen is, hoe dan verder?

2. Het voorkomen van meerderheidsterreur

Grondrechten moeten de overheid de bevoegdheid ontzeggen om dergelijke verboden in te voeren. De overheid moet zich gebonden voelen aan andere, hogere wetgeving, en zulke meerderheidswensen dus naast zich neerleggen. Doet zij dat niet, dan moeten burgers aan rechters kunnen vragen om politici terug te fluiten. Het is niet moeilijk om je te bedenken dat wanneer de overheid die verplichting naast zich neerlegt, dat er op den duur vooral meerderheidswetgeving overblijft. Deze ontwikkeling is al gaande, uitgezonderd bij wetten die de machthebbers zelf raken. In de VS, zogenaamd het democratische land bij uitstek, neemt de meerderheidsterreur nog extremere vormen aan dan in Nederland. In de VS worden naast politici ook rechters en sheriffs door het volk gekozen. Rechterlijke uitspraken zijn daardoor meer en meer gebaseerd op het (on)gelijk van de meerderheid. Rechters sluiten zich dan eerder aan bij de publieke opinie, ook als ze tijdens het proces informatie meekrijgen waardoor ze eigenlijk anders zouden moeten beslissen. Een bijkomend probleem in dat land is de juryrechtspraak: juryleden missen een stukje deskundigheid.

3. De machtsverdeling en corruptie

Politici hebben de neiging - overigens net als veel niet-politici - om zo veel mogelijk macht naar zich toe te trekken. Een onafhankelijke rechtsgang zien zij daarom regelmatig met lede ogen aan, temeer omdat het volk van hen verwacht dat ze wat doen aan rechterlijke uitspraken die het volk onredelijk vindt. Bijna nooit wordt het volk uitgelegd dat politici daar niet over horen te gaan. Die roep van het volk leidde er in de VS toe dat politici minimumstraffen invoerden. Dit houdt in dat, als een rechter iemand schuldig acht aan een bepaald strafbaar feit, deze rechter verplicht is om minimaal een door de overheid bepaalde celstraf op te leggen. In Nederland wil de regering dat bij bepaalde delicten verplicht een (voorwaardelijke) celstraf opgelegd moet gaan worden en niet enkel een taakstraf. Op deze manier creëert men zondebokken die figureren in heksenprocessen. De rechterlijke macht wordt meer en meer door politici geannexeerd. Het risico bestaat dat politici op den duur zelfs wetten gaan negeren als het volk dit niet erg vindt; als het volk al doorheeft dat dit gebeurt. De meeste mensen vinden dergelijke zaken pas erg wanneer ze er persoonlijk nadeel van ondervinden, en de meerderheid van het volk zal nooit terecht staan. In de VS worden momenteel allerlei grondrechten geschonden bij rechtszaken, en bijna iedereen lijkt dit te pikken als de verdachte tot een groep zondebokken behoort. De meerderheid kan een gevaarlijk monster zijn. De mening van het volk wordt deels bepaald door informatie die mensen tot zich nemen via de massamedia. Als deze media eenzijdige informatie verspreiden zal het volk dus maar één kant van het verhaal te horen krijgen. Daarom is het bijvoorbeeld goed dat er rechters zijn. Objectieve rechters zijn altijd geïnteresseerd in beide kanten van het verhaal.

Landen zonder democratie kennen nauwelijks een scheiding der machten. De dictator of de enige partij heeft daar veelal de absolute macht in handen. Rechters in zo'n systeem zijn slechts verlengstukken van de machthebbers. Rechters spreken dan geen recht, daar politieke dissidenten veroordeeld worden als dat de machthebbers goed uitkomt. Het communisme bijvoorbeeld heeft als manco dat 'de partij' oppermachtig is. Aangezien er maar één partij is zullen de leiders van die partij almachtig zijn. Macht corrumpeert, dus zij zullen de macht willen behouden ten koste van alles. Vrije media zullen niet worden getolereerd, want die zijn minder op de hand van de machthebbers en hun kritiek kan de machthebbers aan het wankelen brengen. Zo'n op angsten gebaseerd systeem zal nooit voor eeuwig blijven bestaan: ofwel van buitenaf wordt het omver geworpen, ofwel van binnenuit begint het verval. De Sovjet-Unie verviel van binnenuit. Na verloop van tijd geloofde bijna niemand meer in het systeem, waardoor de radertjes die het draaiende hielden roestig werden. Tegenwerking van het systeem werd niet getolereerd, maar steeds meer radertjes konden wel langzamer gaan draaien omdat dat niet zo opviel. Hetzelfde cynisme dat in de nadagen van de Sovjet-Unie sterk aanwezig was, is te vinden in Nederland. Hier hebben we geen eenpartijstelsel, maar toch is er een kliek van machthebbers die elkaar baantjes toeschuiven.

4. Lokale partijen en de Nederlandse trots

De journalistiek is nauw verbonden met de politiek. En de provinciale en gemeentepolitiek zijn weer nauw verbonden met de landelijke politiek, daar landelijke partijen ook op lokaal niveau vooral de dienst uitmaken. De opkomst van onafhankelijke lokale partijen is wat dit betreft toe te juichen. Die zijn dan wel amateuristisch, wat vooral in het begin parten kan spelen, maar ze zijn veel onafhankelijker dan bijvoorbeeld hun CDA- en SP-collega's. De redenen dat meer mensen op onafhankelijke lokale partijen zijn gaan stemmen zijn divers. Onder andere is het vertrouwen in de oude, vertrouwde politieke partijen sterk afgenomen. Dit is een legitieme reden om op onafhankelijke partijen te stemmen, aangezien veel oude partijen vooral aan zichzelf denken. Ook zien mensen zo'n stem soms als de enige manier om tegengas te geven aan de schaalvergroting op allerlei vlakken. Juist nu Europa één aan het worden is gaan mensen ook Nederlandstalige muziek meer waarderen. Ook 'moeten' we trots zijn op ons land, op het koningshuis, op het Nederlands voetbalelftal, op de Nederlandse sporters die deelnemen aan de Olympische Spelen, et cetera. Deze trots is erg gekunsteld. Men wil trots zijn, maar men is het niet, of minder. Mensen die niet meedoen aan bijvoorbeeld de gekte omtrent het EK en WK voetbal worden daar steeds meer op aangekeken. Men wil dat iedereen met de neus dezelfde kant op gaat wijzen, zodat men weer trots kan zijn. De tolerantie voor afwijkende meningen en gedragingen neemt in zo'n klimaat af. Zo'n driekwart van de Nederlanders wilde dat de PNVD zou worden verboden. Een veel door ons gehoorde reden luidde: 'Ze zetten ons land internationaal voor schut.' Als het volk zo over zaken denkt is het niet verwonderlijk dat de scheiding der machten onder toenemende druk komt te staan. De rechter die onze partij niet verbood werd geminacht, terwijl hij slechts recht sprak en de democratie niet om zeep wilde brengen. Partijen zien stemmenwinst in het vooruitzicht als ze hun doelstellingen aanpassen aan de stem des volks en zo kon het geschieden dat PvdA'ers, CDA'ers, PVV'ers en anderen voor een verbod op de PNVD pleitten. Je zou van volksvertegenwoordigers meer historisch inzicht mogen verwachten. Ze brengen nu de prille democratie in verlegenheid. Johan Rudolf Thorbecke, de liberaal die ons politieke stelsel in de negentiende eeuw min of meer heeft bedacht, mag wel wat meer in herinnering worden geroepen.

5. Een onaantastbare overheid

Er is nogal wat mis met het rechtswezen, op alle niveaus. Om concreet misstanden te kunnen benoemen is er echter juridische kennis nodig, en die kennis is vooral aanwezig onder personen voor wie het in het eigenbelang is om het maatschappelijk onrecht niet te benoemen. Daarom worden de misstanden veelal pas zichtbaar als burgers zich echt vastbijten in rechtszaken tegen de overheid of tegen overheidsinstellingen of leden van het koningshuis. Niet alleen de centrale overheid, maar ook ambtenaren van gemeenten en provincies kunnen regelmatig in het geheel niet strafrechtelijk worden vervolgd. Ook niet als er aantoonbaar sprake is van corruptie- en omkooppraktijken. Dit is het gevolg van jurisprudentie die is ontstaan door het Pikmeerarrest, waarbij een ambtenaar die verontreinigde baggerspecie in het Pikmeer liet storten werd vrijgesproken door de Hoge Raad om reden dat de ambtenaar in het algemeen belang zou hebben gehandeld. Het tweede Pikmeerarrest (1998) doet niet af aan de immuniteit; er is sprake van rechtsongelijkheid tussen burgers en overheidsinstellingen. Daar komt nog bij de dubbelrol van leden van de Raad van State. Zij worden benoemd door de Kroon, en vormen tezamen het belangrijkste adviesorgaan van de regering, maar de Raad van State spreekt tevens recht over kwesties waarbij burgers of particuliere organisaties beslissingen van de overheid aanvechten. De verwevenheid van de overheid en de Raad van State werd onder meer zichtbaar toen een uitspraak van Piet Hein Donner in zijn hoedanigheid als lid van de Raad van State in 2002 gedaan werd toen hij al een week in de Tweede Kamer zat als minister van Justitie. Volgens jurist Twan Tak zijn burgers nagenoeg kansloos als ze bij de Raad van State een klacht tegen de overheid neerleggen. Alles wordt aangegrepen om de burger niet-ontvankelijk te verklaren en lukt dat niet, dan verliest de burger alsnog door een 'spelletje' dat wordt gespeeld. In een interview met Tak in Binnenlands Bestuur van 15 oktober 2004 zei hij erover:

"Laten we de primaire beslissing besluit a noemen. Daar ga je als burger tegen in beroep. Op dat bezwaar volgt beslissing b. Als je vervolgens bij de rechters komt, is het maximale resultaat dat je als burger kunt bereiken vernietiging van besluit b. De burger gaat dan juichend naar huis, maar het houdt alleen maar in dat de overheid een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen. En ondertussen blijft besluit a onaangetast. Sterker nog, die is al lang in werking getreden. Ook al krijg je zes keer beslissing b vernietigd, dat verandert helemaal niets."

Nederland is in feite geen rechtsstaat, want een rechtsstaat is een staat waarin ook de overheid aan het recht is onderworpen.

6. Het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie (OM) moet strafzaken voorbereiden; het moet dossiers samenstellen waarop verdachten mogelijk kunnen worden veroordeeld en daarbij vooral aan waarheidsvinding doen. In de praktijk kiest het OM vooral de kant van de aanklagers en in veel mindere mate die van de verdediging, terwijl zij in het geheel geen kant dient te kiezen behalve die van de waarheid. Zo gebeurt het nogal eens dat ontlastend bewijsmateriaal opzettelijk uit dossiers wordt gehouden. Als dat gebeurt is het voor de verdachte, die enkel een advocaat naast zich heeft, een unfaire strijd. Een deel van de voor het proces relevante informatie, die nodig is om zo goed mogelijk verdediging te kunnen voeren, ontbreekt dan immers. Het behoort niet zo te zijn dat het OM het als een sport ziet om zo veel mogelijk mensen veroordeeld te krijgen, want die instelling gaat ten koste van de waarheid. Het is van levensbelang dat het OM zijn onafhankelijkheid behoudt. Soms letterlijk: een onterecht veroordeelde kan uit wanhoop zelfmoord plegen; een niet opgepakte dader kan meer slachtoffers maken. Om strafzaken zo eerlijk mogelijk te laten verlopen zou bijvoorbeeld elk verhoor opgenomen kunnen worden. Zo'n opname kan dan door de verdachte en diens advocaat beluisterd of bekeken worden. Een tunnelvisie en scoringsdrift kunnen worden voorkomen door de machten goed gescheiden te houden.

Ook de vervlechting van het OM met grote bedrijven en het rechtswezen is enorm. Grote bedrijven maken regelmatig deals met het OM als er onwettige handelingen boven water komen, zoals bijvoorbeeld bij de bouwfraudepraktijken. De bedrijven betalen dan geld waarna het OM eigenhandig zaken seponeert, zodat die nooit bij de rechter komen en er geen jurisprudentie kan ontstaan. Ook als er slechts een (sterk) vermoeden bestaat van onwettige handelingen kunnen bedrijven verder onderzoek en vervolging afkopen door te schikken met justitie, zoals bijvoorbeeld Hoogovens (tegenwoordig genaamd: Corus) dat deed voor 5000 gulden nadat Rob Kahlman een proces-verbaal liet opmaken omdat zijn werk bij dat bedrijf hem letterlijk doodziek zou hebben gemaakt.

7. Procederen kan niet altijd

Soms kunnen burgers überhaupt zaken niet meer voortzetten, omdat ze na een jarenlange strijd - door de tegenpartij gerekt - geen geld meer voor een advocaat hebben en de Raad voor Rechtsbijstand besluit om geen rechtsbijstand (meer) te geven. (Willem Oltmans streed zevenenveertig jaar tegen de overheid, om een voorbeeld te geven van een zaak die decennia duurde.) Bij een faillissement (ondercuratelestelling) ontvangt men sowieso nooit rechtsbijstand en verenigingen die het hopen te ontvangen moeten in detail inzage geven in de financiële draagkracht van álle leden. Zonder advocaat de gang naar de rechter maken kan bij civiele procedures niet, door de zogenaamde verplichte procesvertegenwoordiging. Burgers met weinig geld van wie een verzoek om rechtsbijstand wordt afgewezen kunnen het dus verder vergeten. Kan er wel worden geprocedeerd, dan krijgt men te maken met advocaten en rechters.

8. Rechters en advocaten

De grote advocatenkantoren (de commerciële topadvocatuur) hebben veel macht, en ze hebben nauwe banden met de politiek en met bedrijven. De kantoren zelf zijn veelal naamloze vennootschappen; het zijn bedrijven die zich primair richten op het maken van winst. Doordat no cure no pay-regelingen nauwelijks worden toegepast - omdat die veelal simpelweg illegaal zijn - verdient een advocaat ook als hij of zij verliest, wat ook een kansloos hoger beroep voor advocaten interessant maakt. Als advocaten bewust zaken frustreren, bijvoorbeeld omdat de tegenpartij een bevriende onderneming is, dan is het bijna onmogelijk om represailles tegen hen te nemen. Er kan een klacht worden neergelegd bij de Nederlandse Orde van Advocaten, maar veel meer dan een (veelal niet in het openbaar uitgesproken) berisping zal een advocaat niet krijgen. Juristen zijn zeer terughoudend met het aanpakken van branchegenoten. Men kent elkaar, er zijn onderlinge vriendschappen, en men spreekt elkaar aan met het Latijnse amice. Omdat juristen in het dagelijks leven veelal op goede voet staan met elkaar blijkt het soms onmogelijk om de rechtbank te verzoeken een (ogenschijnlijk) partijdige rechter te vervangen. Onder zo'n wrakingsverzoek moet namelijk de handtekening staan van een advocaat. In uiterste gevallen kan een deken, het hoofd van de Nederlandse Orde van Advocaten, een advocaat toewijzen, maar zo'n afgedwongen advocaat vormt eigenlijk vooral een extra probleem. Het plegen van meineed, het vervalsen van handtekeningen, het opvoeren van lijken: op bijvoorbeeld de website van de Sociale Databank Nederland zijn tig voorbeelden te vinden van dergelijke praktijken door advocaten en er blijkt nauwelijks iets tegen te doen te zijn.

Ook rechters zijn niet altijd onpartijdig. Peter Lampe, ex-president van de rechtbank van Maastricht, stelde dit aan de orde door te zeggen dat wie de zaken verdeelt onder de rechters de uitkomst van een rechtsgeding kan beïnvloeden. In de Volkskrant van 30 april 2005 zei Annelies Röttgering van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten erover: "Het is algemeen bekend dat het OM probeert zaken voor te leggen aan een gunstige rechter." Voorzitter Wil Tonkens-Gerkema van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak in hetzelfde artikel: "In de voormalige Oostbloklanden zijn ze stomverbaasd dat Nederland geen enkel systeem heeft voor toewijzing." Rechters mogen onbekommerd doorgaan tot hun zeventigste jaar - ze worden in principe benoemd voor het leven - en de sollicitatie van een rechter komt als eerste terecht bij de Raad voor de Rechtspraak, waarvan de meeste leden zelf deel uitmaken van de rechterlijke macht. Rechters hebben soms tot wel vijftig nevenfuncties bij voornamelijk bedrijven, met name bij banken en verzekeraars. Die nevenfuncties maken ze lang niet altijd allemaal openbaar. Ook onbegrijpelijk is het bestaan van rechter-plaatsvervangers, parttimers die net als rechters mogen optreden. Tussen de rechter-plaatsvervangers zitten ook vele advocaten; advocaten van wie kantoorgenoten soms als advocaat bij dezelfde zaak betrokken zijn. Een opvallend verschijnsel dat de afgelopen vijf jaar meer aandacht heeft gekregen is dat rechters soms plots vervangen worden. Bij de Chipshol-affaire gebeurde dat bijvoorbeeld. Projectontwikkelaar Chipshol ligt in de clinch met Schiphol Real Estate, dat onderdeel is van Schiphol Group waarin de Nederlandse staat een meerderheidsbelang heeft. Drie, al jaren ingewerkte rechters, werden vlak voor de slotpleidooien plots vervangen. In een brief van 7 maart 2007 schreef de toenmalige rechtbank-president Frits Bakker over de vervanging van een van deze rechters: "Ik heb aangegeven dat de roulatie van mr Monster inderdaad op dit concrete moment niet de voorkeur had van mr Monster." Ex-kamerlid Adri Duivesteijn (PvdA) typeerde het dossier over de kwestie in Cobouw van 28 november 2005 als 'Kafka', met werkelijkheden achter werkelijkheden. Van plotselinge vervanging van rechters was ook sprake in de zaak over de uitlevering van zakenman Robert Hörchner, en bij de rechtszaak die Srebrenica-slachtoffers hebben aangespannen tegen de Nederlandse staat. Dat er zo veel mis is met het rechtswezen in Nederland heeft ermee te maken dat de machthebbers er alles aan doen om hun macht te behouden, ook middelen die de rechtsstaat om zeep helpen worden door hen helaas niet geschuwd.

V - Politiestaat in wording

1. Inleiding

De huidige samenleving is doordrenkt van angst en onverschilligheid. Mensen zijn bang als hun kinderen door vreemden benaderd worden, voor mensen met een andere cultuur, en voor al het andere dat ze niet kennen. Ze willen zelfs de kleinste risico's op ongelukken volledig uitsluiten. Gebeurt er ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch een ongelukje dan wordt er meteen gezocht naar een dader die zal moeten boeten. Iemand moet boeten en de oorzaak ligt niet bij henzelf of bij de natuur. Het lijkt op de heksenjachten van vroeger. Wanneer er toen onder vreemde omstandigheden iemand verongelukte, of een oogst erg tegenviel, dan hield men heksen daarvoor verantwoordelijk. Het is logisch om gevaarlijke situaties te willen voorkomen, echter kan men hierin ook doorschieten. Als iemand opgesloten in een separeercel zit en elke dag maaltijden krijgt kan die persoon weinig overkomen, maar dan heeft die persoon ook geen prettig leven. Het voorgaande voorbeeld is extreem, maar het is om aan te geven dat de verhouding van veiligheid en vrijheid zorgvuldig afgewogen moet worden. Ook hebben maatregelen die worden genomen voor de veiligheid lang niet altijd het gewenste effect. Soms resulteren die enkel in schijnveiligheid. Zo sluiten we in westerse landen steeds meer mensen op en stijgt het aantal gevangenen explosief, maar het is zeer de vraag of onze samenleving daardoor veel veiliger is geworden. Het zou wel eens kunnen zijn dat wetsovertreders eerder uiterst gewelddadig zijn juist vanwege het harde strafklimaat. Hun moraal is ook afhankelijk van de samenleving waarin zij zich bevinden. De VS strijden bijvoorbeeld harder tegen misdaad dan Nederland, maar in de VS hebben burgers geen veiliger bestaan. Ook gebruikt een groter percentage van de bevolking daar drugs, ondanks de keiharde war on drugs die de overheid daar voert. Is veiligheid überhaupt de primaire reden van het harder willen straffen en de steeds strenger wordende wetten? De daadwerkelijke reden is waarschijnlijk een andere. Men is niet zozeer geïnteresseerd in het effect dat maatregelen hebben; het gaat met name om het vervolgen op zich.

2. Steeds meer controlemaatregelen (I)

Gevangenen hebben te maken met beveiligingsmaatregelen die onder meer dienen om hun vrijheidsberoving te waarborgen. De bewakers zijn in grote mate bekend met het doen en laten van de gevangenen, door onder meer cameratoezicht en de controle van post en telefoonverkeer. Alleen in hun cellen genieten de gevangenen enige privacy. Nederlandse burgers die niet gevangen zitten hebben veel vrijheden - Nederland is een liberaal land, maar hebben desondanks helaas ook te maken met vergaande beveiligingsmaatregelen van de staat. Het aantal controlemaatregelen is de laatste jaren toegenomen en ze lijken steeds draconischere vormen aan te nemen. Zowel in de digitale als in de 'echte' wereld worden burgers in de gaten gehouden. Telecombedrijven geven eenmaal per vierentwintig uur informatie over de telefoonnummers, IP-adressen en e-mailadressen van al hun klanten aan het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT), een onderdeel van het Ministerie van Justitie. Telecom- en internetaanbieders zijn tevens verplicht een jaar lang verkeersgegevens op te slaan (zogenaamde "dataretentie"). Burgers die zich te voet verplaatsen worden gevolgd met camera's. In opkomst zijn camera's met microfoons: luistercamera's. Wordt de auto genomen, dan krijgt men te maken met camera's die worden gebruikt voor de plaatsbepaling van kentekens (de Raad van Hoofdcommissarissen onderzoekt de mogelijkheid om foto's die daarmee gemaakt worden langer systematisch op te slaan en te gebruiken), en met concepten als rekeningrijden waarvoor vastgesteld moet worden waar auto's zich bevonden. Reizigers die voor het openbaar vervoer kiezen kunnen binnenkort niet meer om de OV-chipkaart heen. Waar mobiele telefoons zich bevinden wordt zeer nauwkeurig vastgelegd, dus van iedereen die er één meedraagt zijn de wandelgangen na te gaan. Betalingen die niet met contant geld plaatsvinden worden vastgelegd. Er wordt her en der preventief gefouilleerd. Het biometrisch paspoort, waarin lichaamskenmerken zijn opgenomen, zal worden ingevoerd. RTL Nieuws berichtte in februari 2008 dat het kabinet politie en justitie ook toegang wil geven tot de vingerafdrukken van álle Nederlanders. Zo'n afdruk moet vanaf 21 september 2009 bij het afhalen van een identiteitskaart of een paspoort worden afgestaan. Ook RFID-chips verwerkt men tegenwoordig in onze paspoorten; chips die identificatie mogelijk maken over radiogolven. Deze chips worden steeds kleiner en bevinden zich in steeds meer alledaagse producten. Op de chips kan onder meer worden bijgehouden waar mensen geweest zijn en die informatie kan op een afstand worden geraadpleegd.

3. In stapjes en middels trucs

Regelmatig worden er juridische trucs uitgehaald om steeds meer informatie over burgers te kunnen verzamelen en om die informatie gemakkelijker aan elkaar te kunnen koppelen. De wijziging van het sofinummer in het burgerservicenummer eind 2007 was bijvoorbeeld niet slechts een naamswijziging: het wettelijk kader veranderde, waardoor de overheid nu van iedere burger een uniek persoonsnummer heeft dat heel breed gebruikt mag worden. Een ander voorbeeld zijn allerhande comités die worden gecreëerd bij de implementatie van wetten. In eerste instantie wordt dan de privacy van het volk beperkt aangetast, maar de comités kunnen in de toekomst op eigen houtje aanvullend beleid maken en laten uitvoeren. Deze stapsgewijze invoer van maatregelen is een ander trucje. We zien dat ook bij de Europese Unie (EU), die langzaam door onze strot wordt geduwd. Steeds beweert men dat een wet "slechts beperkt" gebruikt zal worden of slechts "in bepaalde gevallen" of dat die "niet ruim" zal worden toegepast, maar uiteindelijk geldt slechts de wet en gebruikt men altijd alles wat er gebruikt mag worden. Iedere getroffen maatregel gaat steeds iets verder, ook al roept men bij iedere maatregel dat er een duidelijke grens wordt getrokken. Dit gebeurde ook bij de identificatieplicht. Nederland kent een geschiedenis van verzet tegen de identificatieplicht, want die plicht veronderstelt dat elke inwoner een potentiële misdadiger is. Van 1 oktober 1940 tot aan de bevrijding van de nazi's gold de plicht voor burgers van veertien jaar en ouder. In juni 1994 werd de WID (beperkte identificatieplicht) van kracht en in januari 2005 de WUID (uitgebreide identificatieplicht), opnieuw voor iedereen van veertien jaar en ouder. De beloofde evaluatie van de identificatieplicht werd door de minister van Justitie tegengehouden.

4. Het risico van grote, centrale databanken

Niet alleen wordt er steeds meer informatie verzameld en aan elkaar gekoppeld, ook worden die gegevens steeds toegankelijker gemaakt voor de politie, inlichtingendiensten, en andere overheidsdiensten. Misbruik ligt daarbij op de loer. Wat voorbeelden: medewerkers van telefoonmaatschappij Verizon bekeken zonder toestemming klantgegevens over een mobieltje van Barack Obama, dertig medewerkers van het Pallisades Medical Center neusden in George Clooney's medische gegevens, meer dan honderd digitale dossiers in het UCLA Medical Center (waaronder dat van Britney Spears) zijn ingezien door onbevoegden, en meer dan tweehonderd agenten van het korps Rotterdam-Rijnmond probeerden het dossier van Robin van Persie in te zien terwijl ze daartoe niet bevoegd waren. De centrale opslag van al die gegevens brengt grote veiligheidsrisico's met zich mee. Centrale databanken en de grote toegankelijkheid werken oneigenlijk gebruik in de hand. Sophie in 't Veld (D66) zei hierover in Webwereld van 13 februari 2008: "Je ziet dat steeds vaker gegevens gebruikt worden door politie en andere opsporingsinstanties voor doelen waarvoor het niet bedoeld is." Des te meer gegevens er (centraal) worden opgeslagen, des te groter de impact van het kwijtraken ervan. Een treffend voorbeeld is het verlies van gedetailleerde gegevens over miljoenen bankrekeningen in het Verenigd Koninkrijk in november 2007. Twee harddisks die men per koerier had verstuurd kwamen niet aan. Begin 2006 werden verder meer dan zeventien miljoen klantgegevens van het Duitse mobiele telefoniebedrijf T-Mobile gestolen, waaronder (geheime) nummers van mobiele telefoons, adressen, geboortedata en e-mailadressen.

5. Steeds meer controlemaatregelen (II)

De hiervoor genoemde controlemaatregelen van de wantrouwende overheid zijn slechts het tipje van de sluier. Vanaf 2009 worden binnen zes jaar vele gas- en elektriciteitsmeters vervangen door apparaten die op afstand kunnen worden bediend en gelezen. Deze zogenaamde "slimme meters" zullen het precieze gebruik per uur gaan bijhouden. Bij steeds lichtere misdrijven wordt er DNA afgenomen en het DNA-onderzoek neemt toe. Ernst Hirsch Ballin (CDA) wil het afstaan van DNA-materiaal verplichten bij grootschalig onderzoek naar de daders van misdaden. De VVD steunt dit voorstel en Sybrand van Haersma Buma (CDA) had eraan toe te voegen in een persbericht van Novum (9 september 2008): "Wat is het verschil met een foto of een duimafdruk?" Zou hij weten dat DNA erfelijke informatie bevat? Het direct afluisteren, waarbij microfoons in af te luisteren ruimtes worden verborgen, is populair bij politie en justitie. Soms worden er zelfs gesprekken tussen advocaten en verdachten opgenomen. In het zogenaamde Elektronisch Kinddossier worden (vooralsnog niet centraal) gegevens opgeslagen over de gezondheid en de ontwikkeling van kinderen van nul tot en met achttien jaar. Gegevens van jongeren die de achttien jaar grens bereikt hebben kunnen daarna soms nog eens vijftien jaar bewaard worden. Via de Belastingdienst wordt er bijgehouden wie waar werkt en hoeveel men met het werk verdient. De AIVD mag gegevens over burgers opvragen bij alle overheidsinstanties en bedrijven, inclusief bijvoorbeeld bibliotheken en videotheken, en daarop vervolgens datamining (het zoeken naar patronen in data) toepassen. Alsof het allemaal nog niet genoeg is, krijgen andere landen zoals de VS ook regelmatig allerlei privégegevens onder ogen van Nederlandse burgers, zoals details over bankrekeningen. Ondertussen groeit de lijst met geboden en verboden, met het rookverbod in cafés als typerend voorbeeld. Zonder enige schroom pleitte Joop Atsma (CDA) op NOS.nl (21 juni 2007) voor een algeheel verbod van gewelddadige videospellen: "Het gaat om de bescherming van onze kinderen." Naar alternatieven wordt er nauwelijks gezocht en gekeken. Steeds wordt naar de simpele oplossing van het algehele verbod gegrepen. Ook bij de aanpak van relatief kleine groepen criminelen worden rigoureuze maatregelen voorgesteld. Zo werd in mei 2008 bekend dat politie en justitie internetcriminelen uit Nigeria willen aanpakken door het anoniem kopen van prepaid-toestellen te verbieden en internetcafés verplicht te stellen om bij te houden wie welke computer gebruikt. Of burgers elkaar al of niet gaan wantrouwen is blijkbaar geen issue. Het uitlokken van strafbaar gedrag mag dan strafbaar zijn, maar het inzetten van lok-personen (oma's, homo's, hoeren) en lok-dingen (fietsen, auto's, woningen, graffiti, vrachtwagens) lijkt een ware rage te worden. Telkens wordt er door politici naar grof geschut gegrepen.

De Nederlandse overheid is wereldwijd kampioen in het afluisteren van de telefoons van haar burgers. Daarvoor hoeft zij niet langs de rechter en ook de telecomaanbieders hoeven over taps niet te worden geïnformeerd. Hoeveel de inlichtingendiensten tappen is onbekend. Wel bekend is het gemiddelde aantal door politie en justitie getapte gesprekken in de tweede helft van 2007: 1.681 per dag. In het artikel 1.700 gesprekken per dag afgetapt van de NRC (van 29 mei 2008) werd dit aantal vergeleken met het aantal getapte gesprekken in de VS: 2.208 per jaar. (Of we dat aantal moeten geloven is ook maar de vraag.) De genoemde Nederlandse tap-statistieken zijn de eerste die ooit naar de Tweede Kamer zijn gestuurd. Dat gebeurde door minister Ernst Hirsch Ballin, eind mei 2008. Een onafhankelijke toezichthouder is er echter nog steeds niet. In hoeverre kunnen wij als burgers nog onderling vergaande fantasieën delen, zonder dat die meegelezen en bewaard worden?

6. Het gevaar van gesloten gezinnen

In augustus 2008 overleed Dik Brummel, destijds de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming. Hij bracht vlak voor zijn overlijden zijn boekje Het Seksuele Systeem uit. Hierin betoogt hij dat de huidige gezinsstructuur de oorzaak is van veel leed. Kinderen groeien op in zogenaamd 'veilige gezinnen'. Zogenaamd, omdat het beschermende aspect ervan in de praktijk tegenvalt daar er regelmatig sprake is van geweld en verwaarlozing binnen gezinnen. Ook als er binnen het gezin geen of nauwelijks geweld voorkomt is deze opvoedingsvorm ongewenst volgens Brummel. Hij stelde:

"Vanuit de samenleving als geheel gezien is het gezin eigenlijk asociaal. Het gezin van moeder en kind met vader en andere gezins- en familieleden is een bijna volledig afgesloten eenheid, omgeven door een minder hechte kring van vaste kennissen die 'vrienden' genoemd worden, met daar omheen een nog lossere groep van sociale contacten zoals collega's, leerlingen, patiënten. Wat daarbuiten ligt is een onbekende wereld die als vreemd, angstaanjagend of gevaarlijk wordt ervaren. Het is alleen maar een schijnbare tegenstrijdigheid dat genocide kan worden gepleegd door mensen die onder familie en vrienden als zorgzaam worden ervaren. Voor hun gezin doen mensen alles: knippen en buigen, liegen en bedriegen, roven en stelen, martelen en moorden. De familie is het wapen van de maffia en van de kerkgemeenschap, van royalty en bedrijf, het bindmiddel van nationalisme en vreemdelingenhaat."

Het gesloten gezin als een bakermat voor oorlogen dus. Kinderen leren van jongs af aan dat vreemden gevaarlijk zijn, waardoor deze manier van opvoeden het vreemde al snel tot doelwit van agressie maakt. Angst en onverschilligheid ten opzichte van anderen worden zo aangewakkerd. Dit is nuttig voor de overlevingskansen van de stam of - breder bezien - die van het volk. Mensen willen van nature hun eigen genen beschermen en doorgeven, desnoods ten koste van anderen. Het groepsdenken wordt daardoor versterkt ten koste van de individualiteit. Zo wordt ook bij oorlogen het aantal slachtoffers aan de andere zijde amper belangrijk gevonden, eerder hoe meer hoe beter, terwijl elk slachtoffer aan de eigen zijde enorm wordt betreurd. Een nadeel van groepsdenken is dat een groep allerlei kanten op kan gaan in diens denken en doen. De nuance verliest door het groepsdenken veelal terrein.

7. Moralistische en hoge straffen

Veelal dezelfde mensen die vrij makkelijk een oorlog steunen - oorlog voeren is overigens niet per definitie afkeurenswaardig - zijn ook voor het hard straffen van misdadigers alsook het uit moralistische overwegingen strafbaar maken van zaken die niemand schaden. Opsporingstechnieken mogen wat dergelijke mensen betreft verder uitgebreid worden ten koste van de privacy van burgers. In de praktijk gaat dit vooral ten koste van minderheden omdat die eerder verdacht worden. Onbekend maakt immers onbemind. Het vreemde en onbekende wordt eerder beschouwd als bedreigend of als potentieel gevaarlijk. De mensen die zo gemakkelijk vrijheden opgeven hebben veelal niet door dat juist zijzelf het grootste gevaar vormen voor de vrijheid en veiligheid, ook al overtreden ze geen enkele wet. Zij overtreden wel humanistische, ongeschreven wetten, maar omdat ze dat collectief doen wordt hun handelen niet strafbaar gesteld. Ons strafrecht behoort geen vergeldingssysteem te zijn voor alle leed dat bij het volk leeft. Vergelding is ongewenst, ondanks dat het soms begrijpelijk is dat mensen wraakgevoelens hebben. Het gevaar van een vergeldingssysteem zit hem erin dat de straffen al snel te inhumaan worden. Er zijn slachtoffers en nabestaanden die vergevingsgezind zijn; er zijn er ook die geen straf te hoog of te wreed vinden. Laatstgenoemden zijn eigenlijk nooit tevreden te stellen. Hooguit wanneer er een strengere straf dan gangbaar wordt uitgesproken, maar op die manier zouden de straffen steeds hoger worden en is het einde zoek. Volledige compensatie, namelijk het leed ongedaan maken, kan zelden worden gegeven. De geschiedenis kan immers niet ongedaan worden gemaakt. Welke straf er ook op een bepaald misdrijf staat, het is volgens velen nooit genoeg want - zo redeneren zij - de strafmaat was blijkbaar niet afschrikwekkend genoeg aangezien de wet (weer) werd overtreden. Deze gedachtegang is voor een deel logisch, maar ook voor een deel onzin. Veel misdaden worden namelijk begaan op momenten dat daders niet voor rede vatbaar zijn of door daders die denken niet gepakt te zullen worden omdat ze slimmer denken te zijn dan anderen. Het zou winst zijn wanneer organisaties zoals het Humanistisch Verbond en Amnesty International zich kritischer zouden opstellen ten aanzien van hoe er in de westerse wereld wordt omgegaan met gedetineerden en hoe er wordt gestraft an sich. Momenteel richten zij zich wel tegen lichamelijke martelingen en tegen de doodstraf, maar nog te weinig tegen de overige schendingen van mensenrechten. In de VS worden bijvoorbeeld talloze mensen decennialang opgesloten voor kleine vergrijpen, waarvan soms drieëntwintig uur per dag in een kleine cel. In de westerse wereld sta je met zo'n humane oproep vandaag de dag vrij geïsoleerd. Het volk, veelal opgehitst door de massamedia, schreeuwt juist al jaren om steeds strengere straffen. Hun eis wordt ook steeds vaker gehonoreerd door politici, maar die 'vergeten' dat het volk de strafmaat nooit hoog genoeg zal vinden.

8. De aantasting van onze privacy

De onverschilligheid van mensen over de aantasting van ons aller privacy is stuitend. Het vertrouwen in de goedheid van de overheid moet werkelijk enorm zijn en onvoorwaardelijk, want mensen maken zich nauwelijks zorgen over de toename van de bevoegdheden van de overheid. Er wordt nonchalant gereageerd op de aantasting van grondrechten en op de scheve machtsverhouding tussen burgers en de overheid: 'Ik doe niets verkeerds, dus waarom zou ik me zorgen maken.' De overheid wuift alle kritiek weg. Fred Teeven (VVD) stelde bijvoorbeeld in Trouw van 4 februari 2008: "Als je niets te verbergen hebt, heb je ook niets te vrezen." Dergelijke stellingen houden geen stand, zo legde ook professor Daniel Solove van de George Washington-universiteit uit in zijn werk 'I've Got Nothing to Hide' and Other Misunderstandings of Privacy uit 2007:

"But the problem with the nothing to hide argument is the underlying assumption that privacy is about hiding bad things. [... I]t focuses on just one or two particular kinds of privacy problems - the disclosure of personal information or surveillance - and not others."

Privacy voorkomt namelijk ook willekeur en het voorkomt misbruik van bevoegdheden door de overheid. Dat laatste is belangrijk, want langzaamaan worden alle burgers behandeld en benaderd als potentiële verdachten. Hoogleraar Herman van Gunsteren in de NRC van 22 mei 2007: "Denken dat jou niet zal overkomen wat die ander overkomt is een historische vergissing. Net als de gedachte dat je van de overheid niets te vrezen hebt." Op de korte termijn werken de maatregelen als een repressiemiddel. Solove schreef hierover in zijn eerder genoemde werk:

"Surveillance can create chilling effects on free speech, free association, and other First Amendment rights essential for democracy. Chilling effects harm society because, among other things, they reduce the range of viewpoints expressed and the degree of freedom with which to engage in political activity."

Personen die nu vrijmoedig hun privacy opgeven moeten zich beseffen dat niemand weet welke overheid we over tien jaar hebben of welke informatie datamining mogelijk over hen aan het licht zal brengen. Het is tijd dat wij burgers massaal en eensgezind gaan strijden voor onze grondrechten.

VI - Politiek gevaar

1. Inleiding

Hoe meer geboden en verboden het bestuur van een land het volk oplegt, hoe meer middelen er nodig zijn voor de handhaving van het recht. De meest efficiënte manier om naleving van het recht af te dwingen is een politiestaat. Ook bestuurders met de beste bedoelingen kunnen als het betuttelingsniveau te hoog is neigen naar het nemen van totalitaire maatregelen, enkel om schending van wetten door burgers te voorkomen. Een volk dat zich verzet tegen de invoer van onnodige geboden en verboden zal minder snel te maken krijgen met verregaande privacyschendingen. Staat het gros van de burgers onverschillig of zelfs positief tegenover een bevoogdende overheid, dan zal automatisch de macht van de overheid toenemen. Des te groter de macht van de overheid, des te aantrekkelijker het wordt voor zelfzuchtige figuren om (corrupte) machthebbers om te kopen. De globalisering van de politiek, door onder meer de EU, werkt dit verder in de hand. Diezelfde globalisering zorgt ervoor dat afwijkende meningen steeds minder gehoord worden en dat de democratie wordt uitgehold.

2. De logge, machtige Europese Unie

Om een zetel te bemachtigen in het Europese Parlement zijn er momenteel ongeveer vier à vijf keer meer stemmen nodig dan het aantal stemmen dat nodig is om een zetel in de Tweede Kamer te verwerven. Neemt het aantal zetels in het Europese Parlement - momenteel ongeveer 750 - af, dan wordt het nog moeilijker om er een zetel te bemachtigen. De Europese machthebbers krijgen steeds meer invloed over wat er in Nederland gebeurt. Op Europees niveau worden de grote lijnen van het beleid bepaald, en de lidstaten krijgen marges aangereikt waarbinnen de Europese doelstellingen verwezenlijkt moeten worden. Een typerend voorbeeld is de dataretentie-richtlijn, die stelt dat van alle Europese burgers bewaard moet worden welke websites ze bezochten en met wie ze e-mailden. De lidstaten werden verplicht die richtlijn te implementeren en kregen daarbij verteld dat de gegevens zes tot vierentwintig maanden bewaard moesten gaan worden. In bijzondere gevallen kan de Europese Commissie een langere bewaartermijn goedkeuren. In Nederland maakte D66 zich vervolgens sterk voor een termijn van zes maanden, terwijl de meeste partijen langere periodes bepleitten. Maar in de discussies werd geen keiharde kritiek geuit op de opslag an sich en niemand bracht in dat langzaamaan de ideale infrastructuur wordt aangelegd voor een totalitaire staat. Ondertussen heeft het Nederlandse volk nauwelijks inzicht in hoe de EU functioneert. Veel vergaderingen zijn er niet openbaar, allerlei raden en commissies zijn dominant in de besluitvorming, de democratische controle is niet afdoende en er wordt nauwelijks verantwoording afgelegd. De meeste burgers hebben geen flauw idee hoe de Europese organisatiestructuur eruit ziet en hoe daarbinnen de processen verlopen.

3. Complot- en samenzweringstheorieën

Zowel de nu reeds zichtbare gevolgen van de globalisering als de effecten die de mondialisering in de toekomst zou kunnen hebben, maken dat er allerlei complot- en samenzweringstheorieën de kop opsteken over de beweegredenen van globalisten. De geheimzinnigheid omtrent gebeurtenissen als de Bilderbergconferenties maken de theorieën aannemelijker. Hooggeplaatste en rijke personages arriveren bij die vergaderingen in zwarte auto's met getinte en geblindeerde autoruiten, en die personen verlaten veelal pas in ondergrondse parkeergarages hun auto's. Journalist Big Jim Tucker zei over de Bilderbergvergaderingen in de film Endgame (2007) van Alex Jones: "The reason they want secrecy is 'cause: they do evil. Evil is done under the cover of darkness. Good works are done in the sunshine." Hij en anderen die zich verzetten tegen de globalisering vrezen dat bepaalde lieden proberen de macht in de wereld onder te brengen bij één of bij enkele organen. Ervan uitgaande dat de daadwerkelijke macht ligt bij bankkartels, omdat die (de circulatie van) het geld controleren, zou de globalisering het enkele bankiersfamilies (nog) gemakkelijker maken om hun wil op te leggen aan de wereldburgers. Het gaat dan om families als de Rothschilds en de Rockefellers. Dergelijke bankkartels zouden tevens - net als de wapenindustrie - gebaat zijn bij oorlogen, aangezien zij rente ontvangen over het geld dat wordt uitgeleend aan de vechtende partijen voor de financiering van oorlogen. Als landen hun schulden niet kunnen aflossen, ontstaat zelfs het risico dat de schuldeiser politieke gehoorzaamheid gaat afdwingen. De meest vergaande theorieën gaan ervan uit dat internationale organisaties die in eerste instantie gestart zijn om oorlogen te voorkomen en om economische samenwerking te stimuleren, zoals de Europese Gemeenschappen en de Verenigde Naties, gebruikt zullen worden voor de vorming van een New World Order. Het spookbeeld doemt op van één wereldregering, die moderne technieken zal gebruiken om de mensheid te overheersen.

4. Stemmen wordt steeds zinlozer

Voormalig PvdA-prominent Marcel van Dam schreef voor de Volkskrant in zijn artikel Leiden En Volgen van 11 september 2008 het volgende:

"In de afgelopen dertig jaar heb ik de aansturing van het politieke proces geleidelijk zien veranderen van aanbodsturing naar vraagsturing, van leidend naar volgend. De grote verhalen zijn afgeschaft, de partijen die in wisselende samenstelling altijd de regeringscoalitie vormen zijn het over de hoofdzaken van het beleid altijd eens en bestrijden elkaar zogenaamd op leven en dood over marginaliteiten."

Hiermee sloeg hij de spijker op zijn kop. Politieke partijen baseren meer en meer hun standpunten op de gemiddelde mening van het volk. Soms peilen ze zelf de mening van het volk, soms kijken ze naar door anderen uitgevoerde opiniepeilingen. 'Prima toch, want dat is nu juist democratie,' zult u misschien denken. Toch schuilt er in deze manier van politiek bedrijven een groot gevaar. Het gevaar zit hem erin dat partijen 'vergeten' om rekening te houden met minderheden en minderheidsstandpunten. Wanneer op korte termijn stemmenwinst in het verschiet ligt houden partijen soms bewust feiten buiten het debat waarvan ze weten dat die niet aansluiten bij de mening die ze verkondigen. Toch kunnen minderheden de politiek bijsturen, zou je denken, want ook zij hebben stemrecht en dus invloed. Dat is echter niet altijd het geval, want soms is er geen enkele partij of politicus (meer) die hun mening durft te verkondigen. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als partijen bang zijn dat een groot gedeelte van hun kiezers dan overloopt naar de concurrenten. Door die angst gaan partijen steeds meer op elkaar lijken en heeft stemmen steeds minder nut. Een bijkomend probleem is de fractiediscipline. Als de partijkern een standpunt inneemt verwacht zij van alle politici van de partij dat deze zich daarachter scharen. Dissidenten worden niet getolereerd. Het gevolg hiervan is dat meningen die bij slechts 10 of 20 procent van de achterban leven niet meer worden verkondigd door politici. Zowel leden van de partij als anderen kunnen daardoor niet meer op iemand stemmen binnen de partij die hun, voor hen mogelijk erg belangrijke, mening deelt. Alleen de mening van de partij is immers bekend en die wordt door alle politici uitgedragen. Het gebeurt zelfs dikwijls dat de gehele fractie slechts een standpunt inneemt uit tactische overwegingen. Men wil bijvoorbeeld gaan regeren en daarom neemt men alvast een bepaald standpunt in terwijl de achterban soms in ruime meerderheid het tegenovergestelde standpunt aanhangt. Op deze manier zetten partijen kwaad bloed. Burgers gaan op zoek naar meer principiële partijen, maar andere partijen blijken precies hetzelfde te handelen. In zo'n klimaat kunnen populisten makkelijk in een korte termijn een grote aanhang verwerven. De gevestigde partijen reageren daar vervolgens op door (deels) de standpunten van die populisten over te nemen, ongeacht of ze die standpunten in hun hart dragen. Vandaag de dag gaat het partijen helaas vooral om het binnenhalen van stemmen; amper om het handelen vanuit een ideologie.

Bepaalde problemen ontstaan en blijven bestaan omdat er groepen in de samenleving zijn die bij die problemen gebaat zijn. Politici die impopulaire maatregelen willen doorvoeren bijvoorbeeld, kunnen bewust een afwachtende houding aannemen ten opzichte van problemen. Ze wachten net zo lang totdat dingen echt uit de hand lopen en het volk hen oproept om daadkrachtig op te treden. Door pas in dat stadium de maatregelen te nemen en daarbij te betogen dat daarmee de acute problemen opgelost worden, zal het volk de maatregelen eerder aanvaarden.

5. De waan van de dag

De meeste Nederlandse partijen zijn pro-EU en streven naar in heel de EU gelijke wetgeving. Ons liberale drugsbeleid komt om die reden in het geding, want in andere EU-landen is zulke wetgeving heden ten dage onbespreekbaar. Zogenaamd progressieve partijen zetten hun plannen voor de legalisering van (soft)drugs dus maar in de ijskast. Politici die hun tijd vooruit zijn moeten nu wachten totdat onder andere Polen ook progressiever wordt, en daarna misschien zelfs Wit-Rusland, daar de EU blijft uitbreiden. Binnenlandse politici kunnen steeds minder invloed uitoefenen op het beleid, omdat ze hun macht meer en meer afstaan aan Brussel. Politici gaan zich in hun onmacht richten op zaken waar ze nog wél macht over kunnen uitoefenen. Ze gaan zich overdreven bemoeien met het dagelijkse leven van burgers. Ze stellen dat burgers in de gaten gehouden moeten worden - kinderen ook - 'voor hun eigen bestwil'. Steeds meer informatie wordt er vastgelegd en databases worden aan elkaar gekoppeld. Ook wanneer er op de televisie een spraakmakende strafzaak ter sprake komt waarin iets verkeerd gelopen is zullen politici al snel overgaan tot het invoeren van nieuwe wetgeving die specifiek gericht is op het voorkomen van hetgeen dat er misging in die zaak. Het handelen van de Tweede Kamer is te vergelijken met hoe mensen handelen als ze een lekke fietsband hebben. Het lek kan geplakt worden: soms gaat dit goed en soms blijft het lek aanwezig vanwege slecht plakwerk. Maar wie heeft er door dat de band aan vervanging toe is daar hij zo poreus is als wat? En, wie ziet er dat de weg vol spijkers ligt en dat het voorkomen van de lekken een makkelijkere en betere optie is dan het achteraf plakken? De waan van de dag heerst en politici zien het grotere geheel niet meer. Beloften van politici om zich niet met de waan van de dag bezig te houden worden dan ook telkenmale niet nagekomen. De onmacht van politici heeft nog een negatief gevolg: zij gaan zich afreageren op zondebokken. Mensen worden angstig als ze menen geen invloed op hun leefwereld te hebben. Deze angst richt zich veelal op zondebokken en maakt dat partijen die enkel klagen over minderheden kansen krijgen. Denk aan de PVV onder leiding van Geert Wilders, of aan TON onder leiding van Rita Verdonk. De oude partijen hebben veelal geen passend antwoord klaar op deze nieuwe bewegingen daar ze zelf ook populistisch handelen. De nieuwelingen zijn alleen nog een graadje erger. In plaats van beleid te voeren op basis van logica en humanistische overwegingen schuiven de oude partijen de richting van de PVV op, om maar niet teveel stemmen kwijt te raken. De PNVD is een partij die zich niet laat leiden door de waan van de dag en door het populisme.

6. De grondwet en toetsing daaraan

Veel politici zijn onoprecht. Zij horen - dit staat ook in de grondwet (Artikel 67, lid 3) - zonder last hun stem uit te brengen. Toch gebeurt dat nauwelijks, aangezien bijna alle politici te maken hebben met druk vanuit hun fracties. Kamerleden zijn veelal geen volksvertegenwoordigers maar partijvertegenwoordigers. Met name de grote partijen trekken automatisch figuren aan die vooral carrière willen maken. Zij tonen zich altijd loyaal aan de belangen van de partijtop, om te bewijzen dat ze hun rol weten te spelen in de regentenwereld. Het eigenbelang gaat daardoor regelmatig boven recht en waarheid. Kritische burgers die merken dat politici een rol spelen en die proberen te achterhalen hoe politici stemden op wetsvoorstellen, merken al snel dat die informatie nauwelijks te achterhalen is. Met veel moeite kan informatie worden gevonden in Parlando, de online database voor parlementaire documenten van Sdu Uitgevers. Anderen wijzen op de gevonden documenten is vervolgens weer onmogelijk, aangezien Parlando geen statische (permanente) links ondersteunt. Dat terwijl links de meest basale manier zijn op het internet om informatie uit te wisselen. Hoezeer wij het als vanzelfsprekendheid beschouwen dat politici hun partij vertegenwoordigen blijkt als ze dat niet doen. Neem bijvoorbeeld het eigenwijze gedrag van Rita Verdonk binnen de VVD in 2007. Sportjournalist Johan Derksen vergeleek die situatie in een interview van who's next (30 november 2006) met de voetballerij, en stelde: "D'r is geen speler groter dan de club." Paradoxaal genoeg worden partijen nauwelijks beoordeeld en afgerekend op het door hen gevoerde beleid en op de keuzes die hun politici maakten. Bij verkiezingen gaan de kiesgerechtigden namelijk af op nieuwe beloften die gemaakt worden. Zo kon het gebeuren dat na de grootste verkiezingsnederlaag ooit voor de Partij van de Arbeid in mei 2002, deze partij weer de tweede partij van Nederland werd in januari 2003 nadat ze trekpop Wouter Bos tot lijsttrekker en partijleider benoemden. Hoe begrijpelijk de reactie van de heer Derksen ook is, die geeft ook weer hoe gemakkelijk we tezamen omspringen met de grondwet.

Eén van de redenen dat de grondwet niet al te nauw wordt genomen is het verbod op toetsing aan de grondwet. Artikel 120 van de grondwet stelt: "De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen." Dit betekent dat politici uiteindelijk zelf bepalen of wetten voldoen aan de grondrechten en algemene juridische principes die zijn vastgelegd in de grondwet. Als onze volksvertegenwoordigers tegenstrijdigheden niet opmerken of die niet belangrijk (genoeg) vinden, dan kan een rechter niet worden gevraagd om in te grijpen. Een andere reden is dat er in tig artikelen van de grondwet zinsneden staan als "behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen" en "behoudens bij de wet te regelen uitzonderingen". Die zorgen ervoor dat de regering op bepaalde vlakken vrij gemakkelijk de grondwet naast zich neer kan leggen. (In Artikel 149 van de Gemeentewet staat iets vergelijkbaars: "De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.") Sowieso zou wijziging van de grondwet enkel mogelijk moeten zijn nadat ook de bevolking haar goedkeuring heeft uitgesproken. Ook artikelen die in eerste instantie glashelder lijken te zijn bieden soms ruimschoots de speelruimte om bepaalde personen of groepen hun grondrechten af te nemen. Artikel 1 stelt bijvoorbeeld dat alle Nederlandse burgers in gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden en dat discriminatie op welke grond dan ook niet toegestaan is. Discriminatie is echter het maken van ongeoorloofd onderscheid en wat al of niet geoorloofd is, is bijzonder subjectief. Ook zijn twee situaties nooit precies gelijk, waardoor men altijd kan stellen dat het niet om gelijke gevallen gaat. Tot slot kunnen individuen onjuist worden behandeld simpelweg omdat ze onderdeel uitmaken van bepaalde groepen - mits verkeerd wordt omgegaan met álle personen in die groepen.

7. Gemodder van zittende partijen

Op alle partijen die momenteel in de Tweede Kamer zitten is van alles aan te merken. Het voert hier te ver om alles op te noemen, dus we beperken ons tot enkele voorbeelden. Het CDA wilde de EU-grondwet per se erdoor drukken, ondanks dat het volk in een referendum overduidelijk tegen die grondwet stemde. Er werden enkele, voornamelijk onbeduidende, punten (herschreven of) geschrapt uit het enorme document. Vanaf dat moment begonnen het CDA en diens coalitiepartners (de PvdA en de ChristenUnie) de grondwet hypocriet een verdrag te noemen. Door die naamswijziging kwam het nooit tot een nieuw, door Wouter Bos beloofd, referendum over de aangepaste EU-grondwet. De PvdA vindt overigens dat trouwambtenaren mogen weigeren om homoseksuele stellen in de echt te verbinden. Deze partij noemde dit een compromis in het regeerakkoord, maar ondertussen staat zij toe dat van overheidswege een bevolkingsgroep wordt gediscrimineerd - een groep die vroeger keihard werd vervolgd. De PvdA doet concessies als het om mensenrechten gaat, maar ondertussen waren er wel (als goedmakertje?) massaal PvdA-bewindslieden aanwezig tijdens de laatste homo-grachtenparade in Amsterdam. De VVD mag dan liberaal ingesteld zijn op economisch gebied, maar op andere gebieden is zij dat al jaren amper meer. Deze partij levert bijvoorbeeld kritiek op seksfeesten van volwassenen en op geweldloze dierenporno, maar heeft met de bio-industrie weer weinig problemen. De VVD schuift uit angst voor stemmenverlies in haar beleid steeds verder op richting de PVV, waardoor zij zich zelfs is gaan keren tegen de liberalisering van (soft)drugs en is gaan pleiten voor preventieve fouillering. De PVV op haar beurt is een partij die er geen problemen mee heeft om de democratie om zeep te helpen, bijvoorbeeld om tot een verbod op onze partij te komen. Ook is de PVV een vrijheidsbeperkende en inhumane partij: ze wil de koran en de bouw van nieuwe moskeeën verbieden, en criminele Marokkanen (eventueel met hun ouders) het land uitzetten. Vergelijkbaar met de PVV is TON, de partij van Rita Verdonk. Afgezien van populistische, onhaalbare plannen heeft Verdonk weinig te melden, behalve dan dat ze 'per ongeluk' vergeten was ooit lid te zijn geweest van de links-socialistische PSP. D66 waait met alle winden mee en heeft ondanks jarenlange regeringsdeelname weinig bereikt. Deze partij beweert liberaal te zijn en voor meer privacy te staan, maar ondertussen stemde zij voor strenge zedenwetten, voor dataretentie en voor het wetsvoorstel om te komen tot de uitgebreide identificatieplicht. Ook bij GroenLinks zijn liberale standpunten op het gebied van zeden en drugs verleden tijd. Deze partij besloot tevens plots de NAVO-bombardementen op Joegoslavië te gaan steunen. Dit alles om maar een regeringspartner van de PvdA en het CDA te kunnen worden. Onder Paul Rosenmöller was GroenLinks dermate politiek correct, dat de partij totalitaire trekjes ging vertonen. De SP had er ook geen problemen mee om haar standpunten te wijzigen om te kunnen blijven groeien. Zo nam deze partij in 2006 afstand van haar standpunt om de monarchie af te willen schaffen en besloot ze niet meer ervoor te pleiten dat Nederland uit de NAVO zou moeten stappen.

Pim Fortuyn was op het politieke toneel een uitzondering, omdat hij ook standpunten innam waarvan hij wist dat zijn achterban (en het volk) daar grotendeels niet achter stond. Hij probeerde vervolgens zijn achterban ervan te overtuigen dat ook die standpunten de juiste waren. Hij volgde niet net als andere partijen de mening van het volk, maar probeerde aanhang te winnen voor zijn eigen standpunten. Helaas bleef er na de dood van Fortuyn binnen de LPF maar weinig over van deze grondhouding. De bestaande partijen zijn bang om kiezers te verliezen. Vandaar dat er bij hen angst heerst voor het innemen van meer progressieve standpunten.

VII - De zwijgspiraal

1. Inleiding

Na het lezen van voorgaande hoofdstukken zal zich bij de lezer mogelijk de vraag opdringen wat de oorsprong is van de problematische houding van veel journalisten, onderzoekers en politici. Hoe heeft het kunnen gebeuren dat we in de situatie terecht zijn gekomen met al die problemen; die eenzijdigheid; dat gebrek aan nuance? Allerlei oorzaken kunnen worden aangewezen, waaronder de manier waarop wordt opgevoed en geschoold. Het is onze cultuur die debet is aan de onderwaardering van vrijdenkers. Vele burgers kijken per definitie minachtend aan tegen personen die zich in hun denken en doen niet schikken naar de status-quo. Er bestaat grote peer pressure om 'collectieve waarheden' niet in twijfel te trekken, met name als die hun oorsprong kennen in collectivistische ideologieën.

2. Angsten voor sociale isolatie

Bot gezegd krijgt het individu volgens velen pas waarde als hij zich ondergeschikt maakt aan het collectief; wanneer hij zich ten dienste stelt van de meerderheid. Iemand die zich niet conformeert aan de gevestigde normen, al is dat enkel in woord en geschrift, wordt gezien als een lastige, storende factor. Peer pressure zorgt ervoor dat ook bedrijven en instellingen niet geassocieerd willen worden met dergelijke personen. Dit zorgt er vervolgens voor dat personen die niet maatschappelijk buiten de boot willen vallen het in het openbaar debat zo veel mogelijk op safe gaan spelen. Steeds meer mensen kiezen ervoor om in dit opzicht geen risico's te nemen. Het gevolg hiervan is dat controversiële meningen nauwelijks meer worden verkondigd. Ook nemen mensen het niet meer op voor personen die zich wel eerlijk uitspreken over misstanden. Niet alleen peer pressure speelt daarbij een rol, maar ook angst voor de overheid. Een typerend voorbeeld daarvan is hoe René Hartman, blogger bij Het Vrije Volk, op 1 november 2008 reageerde op het elektronisch patiëntendossier:

"Ik ga dus geen bezwaar maken; goede kans dat de incompetentie van de staat ervoor zorgt dat dit systeem nooit van de grond komt, ten koste van wel weer zeer veel belastinggeld, natuurlijk. Maar liever een kans op (niet-)registratie voor dit systeem dan de zekerheid van registratie in het dwarsligger-dossier."

De massamedia spelen een belangrijke rol in dit proces, zo betoogde ook de Duitse wetenschapster Elisabeth Noelle-Neumann. Zij ontwikkelde de Zwijgspiraaltheorie, die stelt dat mensen in voortdurende angst leven voor sociale isolatie. Met name bij morele kwesties gaan mensen daarom op zoek naar wat de heersende opvattingen zijn. In hun directe omgeving kunnen ze beperkt mensen observeren, dus gebruiken ze de massamedia om de gevestigde opinies te achterhalen. Hoe meer hun meningen aansluiten bij de dominante opvattingen, hoe eerder ze die in de openbaarheid zullen brengen. Afwijkende meningen worden steeds minder verkondigd. Met dit politiek correcte gedrag van mensen hebben wij zelf constant te maken. Men rekent ons voornamelijk af op hoe gereageerd wordt op onze standpunten. Het lijkt daarbij nauwelijks van belang te zijn hoe sterk we die standpunten inhoudelijk onderbouwen en hoe voorzichtig we die formuleren. Individuen en organisaties waarvan we weten dat ze eigenlijk goeddeels achter ons staan distantiëren zich van ons zodra we felle kritiek ontvangen. Als wij te maken krijgen met maatschappelijke sancties en bedreigingen, dan zeggen zij: 'Jullie provoceren te zeer.' Wat dergelijke mensen niet (willen) begrijpen is dat het doorbreken van taboes en dogma's áltijd leidt tot reacties vol onbegrip. Soms is het voeren van 'gewone' discussies pas mogelijk nadat tot op het scherpst van de snede de waarheid gezegd is. We worden onterecht afgerekend op de culturele vooringenomenheid en de gemoedstaal van anderen.

Mensen hebben de neiging om 'erbij te willen horen'. Wanneer bijna iedereen er een bepaalde mening op nahoudt dan zullen individuen deze al snel overnemen, bijvoorbeeld om maar niet buiten de groep te vallen of omdat men redeneert dat als bijna iedereen iets vindt het wel zo zal zijn. Wanneer een persoon ervan overtuigd is dat een bepaald standpunt niet klopt of sterk twijfelt aan de juistheid van een gangbare mening, dan zal deze doorgaans toch de gangbare mening onderschrijven daar hij of zij geen verschoppeling wil worden. Als eenmaal blijkt dat de meerderheid fout zat zal men zelden de afzonderlijke leden van die meerderheid daarop afrekenen, hooguit de frontlieden ervan. Als men collectief fout zit draagt men collectief schuld. Als individu is het lastiger om een mening te verdedigen daar men dan een persoon op die mening kan aanspreken en veroordelen. In sommige landen worden burgers zelfs juridisch veroordeeld wanneer zij bepaalde afwijkende meningen erop nahouden. Ook als iemand een wetenschappelijk onderzoeksrapport leest waaruit blijkt dat een afwijkende mening de juiste is, dan zal deze mogelijk de onderzoeksuitkomsten negeren dan wel verketteren om maar geen buitenbeentje te worden. Hierdoor blijven problemen onnodig voortduren en wordt de maatschappelijke ontwikkeling vertraagd.

3. Zij die zich niet tegen Hitler uitspraken

Het is zinvol om te bediscussiëren wie de schuldigen waren aan de Jodenvervolgingen van de vorige eeuw. Zonder twijfel zijn Adolf Hitler en zijn naaste partijgenoten de voornaamste schuldigen. Zij voelden zich op hun beurt gesteund door alle NSDAP-leden en door iedereen die op de NSDAP stemde. Maar, ligt de schuld enkel bij Hitler en zij die hem actief steunden? Zijn de personen die het gevaar vroeg in de gaten hadden maar die over hun afkeer van Hitlers plannen zwegen, niet net zo schuldig? Helaas laten mensen zich tijdens het stemmen nogal eens leiden door irrationele, emotionele motieven. Ze gaan bijvoorbeeld enkel af op hoe overtuigend een politicus overkomt of ze zijn ontevreden over de huidige politici en willen iedere nieuweling een kans geven. Al wat men goed vindt wordt dan geprojecteerd op de nieuweling, of dat nu terecht is of niet, terwijl aan de negatieve kanten van de nieuwkomer geen aandacht wordt geschonken. Na een liberale periode volgt er doorgaans een intolerante periode. Mensen denken nogal egoïstisch en simplistisch, dus het is zaak om mensen te waarschuwen tegen personen als Adolf Hitler. Hitler maakte het mede tot rijkskanselier omdat mensen het liberalisme van eind negentiende, begin twintigste eeuw beu waren. De eerste feministische golf was net achter de rug en op seksueel gebied leek er ook meer speelruimte te komen. Denk bij dat laatste aan de toenemende discussies over anticonceptie en aan de getolereerde homokroegen in Berlijn. De onvrede, die waarschijnlijk versterkt werd door het verslechterde economische klimaat, zocht een uitweg en dat ging gepaard met een zoektocht naar zondebokken (vreemdelingen, minderheden en anderszins afwijkende mensen). Zo werden groepen als de Joden, de homoseksuelen en de zigeuners de dupe van de collectieve ontevredenheid. Adolf Hitler kanaliseerde de haat jegens minderheden en wakkerde deze nog verder aan. Niet alleen in Duitsland maar ook in andere Europese landen kwam deze intolerantie sterk opzetten. Hitlers opkomst was geen toevalstreffer.

Hitler kon echter niet volledig ongestoord zijn gang gaan in Duitsland nadat hij eenmaal de macht naar zich had toegetrokken. Hij hield altijd rekening met het volk, omdat hij wilde voorkomen dat grote groepen burgers zich tegen hem zouden keren. Hij taste stapje voor stapje af hoe ver hij kon gaan met het vervolgen van de Joden en andere minderheden. Hij liet mensen langzaam wennen aan nieuwe maatregelen en schakelde langzaam tegenstanders uit; alles ging in stapjes. Een kikker die in heet water wordt gegooid springt daar direct uit, maar een kikker die in lauw water wordt gestopt laat zich langzaam dood koken. Dit laat onverlet dat Hitler de Joden nooit had kunnen uitroeien op grote schaal wanneer de massa in grote getale achter hen was gaan staan. Het aantal mensen dat zich verzette tegen het antisemitisme, zelfs toen de fascisten nog lang niet de macht hadden, was echter uitermate klein. Er waren meer personen, Jood of geen Jood, die angstig waren voor Hitler en zijn beweging dan personen die zich tegen Hitler uitspraken. Het wegkijken uit angst voor de eigen reputatie en de eigen zaak (het eigen hachje) resulteert erin dat verschrikkingen als die van het fascisme kunnen plaatsvinden. Zijn Joden die niet protesteerden tegen de opkomst van het fascisme omdat zij veronderstelden dat hun eigen situatie dan alleen maar slechter zou worden, medeschuldig aan de Jodenvervolging? En niet-Joden die niet protesteerden omdat hun protest hen bijvoorbeeld klanten had kunnen kosten? Daarover kan worden getwist. In ieder geval zijn mensen die zagen wat er gebeurde en die toch zwegen schuldiger dan domme mensen die enkel op Adolf Hitlers NSDAP stemden omdat ze hoopten op betere tijden voor hun vaderland. Eerstgenoemden kunnen hun handen niet in onschuld wassen.

4. Het effect van dichtbevolktheid

Ook de zorgwekkende bevolkingsgroei op onze planeet beïnvloedt de wijze waarop mensen met elkaar omgaan. De gevolgen van overbevolking kunnen enorm zijn. Schrijver en biochemicus Isaac Asimov zei erover in een interview uit 1988 met Bill Moyers:

"[D]emocracy cannot survive overpopulation. Human dignity cannot survive it. Convenience and decency cannot survive it. As you put more and more people onto the world, the value of life not only declines, but it disappears. It doesn't matter if someone dies."

In Nederland wonen momenteel ongeveer 16,5 miljoen mensen. Vooralsnog zijn er voldoende middelen beschikbaar om al die mensen te kunnen voorzien van voedsel en schoon water, van onderdak en kleding, en van energie (grondstoffen) en medische zorg. Als over de problemen van hoge bevolkingsdichtheid wordt gesproken komt veelal het milieu aan de orde, met name de luchtvervuiling. Soms spreekt men ook over het verhoogde risico op epidemieën bij de uitbraak van ernstige, overdraagbare ziektes. Dat er voldoende voorzieningen zijn voor die miljoenen mensen doet echter niet af aan de dichtbevolktheid van ons land. De stichting De Club van Tien Miljoen, die het aantal inwoners van Nederland wil terugbrengen naar tien miljoen, zegt terecht dat voldoende ruimte voor ieder individu de onderlinge tolerantie bevordert. Om te grote bevolkingsdichtheden tegen te gaan kan ingezet worden op vrijwillige beperking van het geboortecijfer. De invloed van geloofsleiders die inzetten op groei om hun 'marktaandeel' te vergroten zal afnemen naarmate mensen minder gelovig worden. De overheid kan ervoor zorgen dat er geen financiële voordelen zijn voor mensen die (veel) kinderen nemen.

5. Afbreekgedrag op Wikipedia

Zij die proberen problemen op te lossen, vinden al snel anderen op hun pad die wat wordt opgebouwd proberen af te breken. Opbouwen en verbeteren is moeilijker dan afbreken en berispen. De gevolgen daarvan zijn al merkbaar bij zoiets simpels als een bezoek aan Wikipedia, de bekende, vrijelijk bewerkbare encyclopedie op het internet. Allerlei neutraal geformuleerde, verifieerbare informatie die mensen pogen beschikbaar te stellen wordt door anderen weer verwijderd. De lieden die tot verwijdering van informatie overgaan doen dat maar al te vaak omdat zij de informatie persoonlijk niet relevant achten. Soms worden pagina's waarin veel tijd en energie is gestoken zelfs geheel verwijderd door moderatoren, bijvoorbeeld omdat de onderwerpen niet encyclopedisch van aard (zouden) zijn. Al jaren zijn er conflicten op Wikipedia tussen deletionists en inclusionists, waarbij laatstgenoemden terecht stellen dat bewerkingen van Wikipedia nooit zouden moeten leiden tot verlies van kennis. Regelmatig worden niet alleen artikelen verwijderd, maar ook volledige overleg- en geschiedenispagina's. Eind 2008 werd zelfs het Engelstalige Wikipedia-artikel over de Deletionpedia, een website die van Wikipedia verwijderde artikelen probeert te redden, genomineerd voor verwijdering. Wordt uiteindelijk besloten om een artikel niet geheel te verwijderen, dan halen de deletionists regelmatig trucs uit om toch de informatie verwijderd te krijgen. Bijvoorbeeld proberen ze dan het artikel samengevoegd te krijgen met een ander artikel om vervolgens het nieuwe artikel te nomineren voor verwijdering. Aangezien de vernietiging van kennis een vorm van censuur is, doet het ons sterk denken aan boekverbrandingen. Het herstellen of opnieuw aanmaken van artikelen die eerder geheel verwijderd zijn is nagenoeg onmogelijk. De richtlijn dat informatie relevant moet zijn is sowieso onzinnig. Als een moderator bijvoorbeeld een klein dorpje niet kent, dan wil dat niet zeggen dat er niet andere mensen zijn die wel graag zo veel mogelijk over het dropje willen weten. Voor de bewoners van het dorpje zelf bijvoorbeeld zou het artikel zeer relevant kunnen zijn. Sterker nog, we kunnen niet in de toekomst kijken, dus niemand kan met zekerheid zeggen dat niet veel meer mensen zich voor het dorpje zullen gaan interesseren. Een bezoeker van de nieuwssite Slashdot merkte op 10 maart 2008 in dit verband op:

"That which may be trivial today could end up being very important in the long run. Vincent Van Gogh only sold one single painting in his lifetime, as he simply wasn't very popular. If we leave out articles on certain people or events based on our perceptions of their current importance, that information could be lost forever."

Artikelen nemen nauwelijks hardeschijfruimte in en als ze door bijna niemand worden gelezen zijn de kosten voor het internetverkeer ook nihil. Begin 2008 probeerden deletionists ook het Engelstalige artikel over de PNVD verwijderd te krijgen van Wikipedia, overigens gelukkig zonder succes.

6. Wees niet onverschillig

Wanneer er in een samenleving het breed gedragen gevoel heerst dat die samenleving 'te ver doorgeschoten is' - men vindt bijvoorbeeld dat de tolerantie doorgeschoten is, dan gaan journalisten soms bepaalde feiten negeren om duidelijker dit gevoel van onvrede te kunnen overbrengen. Vervolgens neemt door de publicaties van de media de onvrede toe, aangezien die onvrede meer en meer op de sterk gekleurde en overdreven berichtgeving gebaseerd raakt. Vroeg of laat zal er dan iemand opstaan die de onvrede aangrijpt om intolerante wetgeving door te voeren; wetgeving die (deels) haar oorsprong vindt in de overdrijvingen en de leugens van de media. Het zijn met name onschuldige mensen die daarvan het slachtoffer worden. Lessen die hieruit geleerd kunnen worden zijn onder meer dat standpunten niet louter moeten worden ingenomen op basis van gevoelens en dat het belangrijk is dat ook mensen met afwijkende meningen gehoord worden. Als eenling tegen de stroom ingaan heeft wel degelijk nut, want dan is er weer een golfbreker bij. En, als er één schaap over de dam is durven er meer. De fascistische golf wordt zo eerder gebroken. Blijf niet onverschillig en denk niet dat het jouw zaken niet zijn: mensenrechten zijn ieders zaak. Voel je met name geroepen om tegengas te geven wanneer officiële instanties het, om wat voor redenen dan ook, laten afweten.

VIII - Geef tegengas

1. Inleiding

We hebben in de voorgaande hoofdstukken een klaagzang laten horen betreffende zaken waarvan wij vinden dat die mis zijn in onze samenleving. We willen mensen laten zien dat hen in een drastisch tempo hun vrijheden worden afgenomen en we willen daarnaast krachten zien te bundelen om iets te ondernemen tegen deze huidige tendens. Middels dit boek trachten wij u als lezer tevens ervan te overtuigen dat de PNVD geen "pedopartij" is, een pejoratieve term die is verzonnen door de massamedia om ons makkelijker te kunnen afserveren. De PNVD heeft nooit een partij willen zijn die enkel de belangen van pedofielen behartigt. Het is een partij die het humaan liberalisme weer terug wil brengen in de vaderlandse politiek. Liberaal volgens de klassiek liberale traditie van weinig overheidsinvloed, uitgezonderd op terreinen waarvan wij menen dat dit basisbehoeften zijn. Denk bij dat laatste aan zaken als de gezondheidszorg, een basisuitkering mits nodig en aan onderwijs. We zijn tegen subsidies aan allerlei organisaties aangezien daarmee een machtsfactor wordt gekweekt bestaande uit personen die uit de hand van de overheid eten. Hun onafhankelijk handelen wordt daardoor ernstig beperkt. Zoals we al kenbaar maakten zijn er amper nog humanistische en liberale politici, omdat die vanwege hun afwijkende standpunten overal zijn weggewerkt. Of, die politici stelden om dat te voorkomen hun standpunten bij. PNVD'ers blijven hun standpunten trouw. We menen dat, als u zich kunt vinden in onze visie, u dan niet achterover moet leunen maar ons actief zou moeten steunen. Laat u dat na, dan is het eventueel niet slagen van onze partij helaas mede aan u te wijten. Wij ondernemen van alles om onze partij een succes te laten worden, waaronder het schrijven van dit boek. Naamsbekendheid hebben we genoeg; nu nog de openlijke steun van mensen die achter ons staan. Het klinkt misschien vreemd, maar zolang anderen zich laten leiden door angsten komen wij niet veel verder. Wanneer weinigen ons durven te steunen denken anderen al snel dat we alleen staan en dus zwijgen ook zij. Het zwijgen versterkt op deze manier zichzelf.

2. Basisvoorzieningen en overheidsbemoeienis

Een van de dingen die mensen vreemd genoeg accepteren is dat de meest vervelende baantjes het slechtst betaald worden. Dat systeem wordt, hoe kan het ook anders, in stand gehouden door de mensen die het meest verdienen, de managers en directeuren. Zij gooien het erop dat hun werk niet door iedereen uitgevoerd kan worden en dat ze veel verantwoordelijkheden dragen. Hun werk is echter aanzienlijk veelzijdiger en boeiender dan dat van bijvoorbeeld vakkenvullers, schoonmakers en heftruckchauffeurs. Het zou logischer zijn als saai werk goed betaald zou worden. Nu komen werkgevers weg met het belabberd betalen van de simpele baantjes omdat de mensen die de baas spelen in ons land - die met de veelzijdige, boeiende baantjes - verzonnen hebben dat een bijstandsuitkering alleen wordt verstrekt aan mensen die "algemeen geaccepteerd werk proberen te krijgen en dat aannemen". Onze partij wil deze situatie doorbreken en vindt dat alle werkloze Nederlandse burgers een minimale basisuitkering moeten krijgen, zonder enige verplichtingen. Een bijkomend voordeel van zo'n systeem is dat burgers die publiekelijk controversiële meningen uiten een minder hachelijke situatie tegemoet kunnen zien, waardoor meer mensen tegen de stroom in zullen durven gaan. Dat is hard nodig. De PNVD wil dat de overheid basisvoorzieningen regelt om voor iedereen een menswaardig bestaan te garanderen, en voorkomt dat individuen op door hen ongewenste wijzen te maken krijgen met anderen die in hun wereld treden. Verder moet de overheid zich wat ons betreft nauwelijks ergens mee bemoeien.

3. Het openen van rookgordijnen

Wij, de twee auteurs van dit boek, kennen elkaar ondertussen een jaar of acht. In april 2001 ontmoetten we elkaar bij een lezing van Martin Moerings, een hoogleraar die destijds verbonden was aan het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen. Vanaf dat moment hebben we gezamenlijk van alles op poten gezet en lang niet alle projecten waren risicoloos. Zo deelden we in mei 2004 tijdens de Belgian Lesbian and Gay Pride in Brussel namens Vereniging MARTIJN flyers uit over pedofilie. We liepen er tezamen, maar stonden tegelijkertijd erg alleen. Als we zeggen dat de hetze jegens pedofielen berust op veel diepere gronden dan de seksuele aspecten ervan, kijken velen vreemd op. Die hetze namen veel pedofielen overigens pas waar toen ze zagen hoe er werd gereageerd op de PNVD. Maatschappelijke en sociologische ontwikkelingen die wij ter discussie stellen zetten mensen die ons niet mogen weg als een rookgordijn dat wij optrekken om onze werkelijke bedoelingen te verbergen. Dit boek zullen zij zien als onbeduidend gewauwel over secundaire issues. In werkelijkheid staan alle in dit boek beschreven zaken in verband met elkaar. Ze staan ook in verband met fundamentele vraagstukken omtrent pedofilie en kinderseksualiteit. Voor zover wij ons gemotiveerd voelen tot het schrijven van dit boek in de context van onze seksuele voorkeur, heeft dat eerder te maken met het willen openen van allerlei rookgordijnen. Hoe oprecht zijn de media als ze berichten over pedofilie, en gaat het politici die onze partij willen verbieden om het welzijn van kinderen of om electoraal gewin? Burgers zouden zich veel kritischer moeten opstellen en veel sceptischer moeten zijn ten aanzien van de status-quo. Voor de goede orde, "kritisch" heeft hier betrekking op bekwaamheid tot oordelen, niet op het geven van kritiek.

Mensen die zogenaamd voor kinderen op de bres gaan staan en die stellen dat jongeren baas over hun eigen lijf horen te zijn, zijn niet oprecht in hun bedoelingen als ze niet ook seksuele vrijheid voor kinderen voorstaan. Wij zijn ervan overtuigd dat tijdens de kinderjaren een aanleg voor geweldzoekend of genotzoekend gedrag wordt gecreëerd. Dat een hoofdoorzaak van neigen tot gewelddadig gedrag ligt in de ontbering van lichamelijk zintuiglijk genot is aangetoond door onder meer psycholoog James W. Prescott. Seksuele vrijheid en affectieve verhoudingen in de jeugd dragen bij aan de vorming van een vredelievend karakter in mensen.

4. Het misbruik van irrationele angsten

Mensen willen graag een zuiver geweten hebben en dekken zich in tegen eventuele problemen. Als bedrijven, zoals internet serviceproviders en banken, de PNVD weigeren als klant, wordt veelal als reden gegeven dat onze partij als klant een bedrijfsrisico vormt. Normaliter stelt de werknemer die ons weigert vervolgens dat we vast wel ergens anders terecht kunnen. Het heeft er alle schijn van dat zo'n opmerking geen onderdeel is van een zakelijk spel, maar dat die wordt gemaakt om het eigen geweten te sussen. Sommige van onze kennissen zeggen ons in het openbaar geen gedag. Ze zijn huiverig voor eventuele gevolgen van het geassocieerd worden met ons. Enkelen van hen laten ons van tevoren weten dat ze ons geen gedag zullen zeggen, bijvoorbeeld als ze verwachten ons op een bijeenkomst tegen te zullen komen. Zij willen liever geen knagend geweten hebben. Dergelijk gedrag vertonen mensen ook ten opzichte van keuzes die zij maken in hun denken. Dat gebeurt zowel bewust als onbewust en men is soms bereid er een klein beetje voor te liegen tegen zichzelf. Het is bijvoorbeeld niet ondenkbaar dat iemand die bij zichzelf pedofiele gevoelens bemerkt zichzelf zal voorhouden dat er van die gevoelens geen sprake was. De gevolgen van het erkennen van dergelijke gevoelens kunnen immers enorm zijn. Stel, het referentiekader van zo'n persoon is gebouwd op onder meer de veronderstelling dat alle mensen met dergelijke gevoelens ziek zijn. Het erkennen van pedofiele gevoelens impliceert in dat geval tevens het opgeven van allerlei zekerheden. Pedofilie en kinderseksualiteit zijn controversiële onderwerpen waar de meeste mensen niet normaal over kunnen nadenken. Personen die pedofiele gevoelens hebben en die deze gevoelens erkennen, zijn eerder geneigd om zich te verdiepen in deze onderwerpen. Zij ontdekken al snel hoezeer allerhande irrationele angsten voor pedofielen die onder burgers leven door beleidmakers worden misbruikt om geboden en verboden te dicteren aan diezelfde burgers.

Politieke partijen en omroepen die er dezelfde principes op nahouden trekken tezamen ten strijde tegen pedoseks en kinderporno. In het kader van hun strijd deinzen zij er niet voor terug om de privacy van burgers aan te tasten en de vrijheid van meningsuiting en -vorming in te perken. Meer in het algemeen geldt dat kinderen sowieso misbruikt worden door bepaalde politici om bij een gebrek aan argumenten toch zaken erdoor te drukken. Met name door politici met orthodoxe of totalitaire trekjes. Dergelijk gedrag vertoont een frappante gelijkenis met wat Ralph Manheim omschreven zou hebben in zijn vertaling uit 1943 van Adolf Hitlers Mein Kampf:

"The state must declare the child to be the most precious treasure of the people. As long as the government is perceived as working for the benefit of the children, the people will happily endure almost any curtailment of liberty and almost any deprivation."

Bij vraagstukken over pedoseks en kinderporno meten mensen die zichzelf libertarisch noemen trouwens meestal met twee maten. Als het om pedoseks gaat beschouwen zij plots (hoge) leeftijdsgrenzen wel als een goed criterium. Als het om kinderporno gaat is het blokkeren van websites door de overheid plots verdedigbaar. Ze beschouwen zichzelf maar wat graag als de elite die zich niet laat leiden door emoties, maar in werkelijkheid is er nauwelijks sprake van principialiteit. Ze zijn er mede voor verantwoordelijk dat de overheid een landelijk internetfilter realiseert. Websites met dierenporno zullen ook landelijk geblokkeerd worden. Enkele politici willen websites die aanmoedigen tot beperkte voedselinname aan het lijstje toevoegen. Opiniemakers die zichzelf liberaal of libertarisch noemen spraken zich ook niet uit toen politieke partijen opriepen tot een verbod op onze partij.

5. De PNVD blijft tegen de stroom ingaan

Dit boek gebruiken wij als een platform om opnieuw kenbaar te maken waarover wij ons druk maken. Zaken waarvan wij het belangrijk vinden dat anderen er ook van op de hoogte zijn. Het gaat goeddeels om kwesties die dermate gevoelig liggen dat er niet of nauwelijks informatie over wordt verstrekt via de reguliere kanalen. We anticiperen nu reeds op ad hominem aanvallen, want men zal vast proberen ons in diskrediet te brengen. Tijdens het schrijven van dit boek hebben we ons meermaals afgevraagd: hebben we genoeg backups van de teksten waaraan we werken en waar brengen we die onder? Dat hangt onder meer samen met verhalen van kennissen van ons die als verdachten bij huiszoekingen al hun computerapparatuur moesten meegeven. Zij kregen maanden later wel hun harde schijven terug, maar alles was geformatteerd, ondanks dat daarop niets strafbaars was gevonden. De overheid is zo'n dreigende factor geworden dat mensen steeds minder vrij lijken te leven. Ze zien hun leven niet meer als een avontuur, maar als een opdracht die op een voorgeschreven wijze uitgevoerd dient te worden. Volgens Brandon Flowers, zanger van The Killers, noemde journalist en auteur Hunter S. Thompson dergelijke mensen "dansers": mensen die de choreografie uitvoeren zoals ze wordt opgedragen; mensen die tevens geleerd is om niet te twijfelen over wat ze opgedragen wordt.

Ad van den Berg en wij hebben als oprichters van de PNVD veel kritiek gekregen op wat we nastreven. Dit terwijl we juist humanisten zijn die de samenleving vooruit willen helpen en we waar mogelijk opkomen voor minderheden die onderdrukt worden. We zijn niet de egoïstische schoften waarvoor velen ons onterecht houden. Dat het verre van makkelijk is om voor een humanere samenleving te strijden hebben we ondervonden: we ontvingen bijvoorbeeld vele (doods)bedreigingen en we zaten veelvuldig met aan diggelen gegooide ruiten. Ook stonden er woedende, op lynchen uit zijnde, mensen voor de deur, werd er vuilnis voor de deur geplaatst, wordt er dikwijls hard tegen de deur getrapt, et cetera. Privé krijgen we wel steun van mensen die we (toevallig) treffen, maar het is nodig dat mensen die zich net als ons zorgen maken, van zich laten horen. De fascistische stromingen forceren mensen anders om steeds gelijker te worden in hun doen en laten. De machthebbers durfden een debat met ons niet aan en bijna nergens konden we vrijuit het woord voeren. We waren vooral in het nieuws als objecten: men schreef over ons, maar men ging zelden met ons in debat. Momenteel kiezen alle partijen vertegenwoordigd in de Tweede Kamer ervoor om burgers op allerlei terreinen hun rechten te ontnemen. Dit doen zij veelal onder het mom van de creatie van een veiligere samenleving. Mensen die beter weten zouden hun krachten moeten bundelen en tegengas moeten geven, in plaats van lijdzaam te blijven toekijken. Maatschappelijke veranderingen worden altijd kleinschalig ingezet door enkelingen en de massa volgt pas later. Het heeft zin om misstanden aan de kaak te stellen, ook als dat niet direct tot verbeteringen leidt. Een gezaaid zaadje is niet meteen een volwassen plant. De westerse wereld lijkt in een patstelling te verkeren: moeten we verder gaan richting een samenleving met meer vrijheden (zeg maar voortbordurend op de jaren 1970), of juist met minder vrijheden (zeg maar terug richting de jaren 1950)? Mogelijk houdt deze patstelling diepgaande discussies tegen. De massamedia houden het volk vooral bezig met sensatieverhalen, terwijl de daadwerkelijke problemen veelal onbediscussieerd blijven. Het zou mooi zijn als de PNVD deze patstelling open zal breken zodat onnodig leed op diverse terreinen kan worden tegengegaan. Wij vragen daarvoor uw steun.

Nawoord

In de Tweede Kamer komen is voor ons geen doel maar een middel. Meerdere van onze standpunten en allerlei maatschappelijke issues die in dit boek staan omschreven komen in de Kamer niet of eenzijdig aan de orde. Politieke partijen zijn bang voor reputatieschade en politici vrezen sociale uitsluiting. Er is een nieuwe partij nodig in de Kamer die het aandurft om taboes te schenden en dogma's te doorbreken. Er zijn mensen die ons zeggen: 'Wilders kon taboes doorbreken omtrent de multiculturele samenleving, integratie en de islam, omdat de tijd daarvoor rijp was.' Onjuist. Pim Fortuyn en anderen doorbraken die taboes, niet Geert Wilders. Dat er nu wordt geluisterd naar mensen die pessimistisch zijn over genoemde zaken komt juist omdat er reeds taboes zijn doorbroken. De mensen die niet gehoord werden is het gelukt om de discussie te verbreden. Die discussie dreigt nu overigens opnieuw eenzijdig te worden, aangezien de mensen waarnaar niet werd geluisterd nu massaal hun frustraties eruit gooien. Maar heel langzaam komt het moment in zicht dat de rede op dat vlak terugkeert. Zelfs voordat Pim Fortuyn opkwam brachten mensen al offers daarvoor. Hans Janmaat was één van de wegbereiders die zich erop richtte om taboes te doorbreken. Hij werd geboycot door de media, als hij sprak in de Kamer stroomde die vrijwel leeg, zijn levenspartner Wil Schuurman raakte bij een aanslag blijvend invalide, en wat al niet meer, maar mede dankzij hem zijn er taboes doorbroken. Wat Janmaat destijds zei werd beschouwd als provocerend, terwijl men tegenwoordig nauwelijks meer opkijkt als iemand vergelijkbare dingen zegt. Dat komt omdat er een cultuuromslag heeft plaatsgevonden.

Als wij in bepaalde discussies controversiële onderwerpen aansnijden dan wordt dat soms als provocerend ervaren. Het is niet zozeer zo dat we erop uit zijn om te provoceren, maar we willen ons op die momenten niet schikken naar de geldende normen en waarden. We willen onszelf en onze principes niet verloochenen. Er zijn zeker gemakkelijkere wegen om in de Kamer te komen en om begrip te krijgen, maar we willen niet liegen en we gaan niet voor tijdelijke winst op de korte termijn. Als we pogen taboes te doorbreken dan schrikken velen daarvan. We krijgen te maken met gemoedstaal, worden persoonlijk aangevallen, of we merken dat mensen simpelweg hun ogen en oren afwenden. Sommige medestanders van ons schrikken van die reacties en distantiëren zich van ons; anderen begrijpen gelukkig hoe lang de weg is die we te gaan hebben. Om vertegenwoordiging te verkrijgen in de Kamer moet onze partij tijdens de volgende verkiezingen voldoende stemmen binnenhalen. Om überhaupt te mogen meedoen moeten we echter eerst per kieskring ten minste dertig ondersteuningsverklaringen kunnen overleggen aan de Kiesraad. Dit speelt pas in 2011, maar aangezien er negentien kieskringen zijn en we dus de steun van minimaal 570 mensen nodig hebben, benaderen we nu reeds mensen hiervoor. Als u te zijner tijd onze deelname wilt steunen of als u anderszins wilt reageren op de inhoud van dit boek, dan kunt u contact met ons opnemen per e-mail, via info@PNVD.nl.

"The world is a dangerous place, not because of those who do evil, but because of those who look on and do nothing."
-- Albert Einstein1

1. De precieze oorsprong van dit 'citaat' is als volgt. Einstein schreef over de Catalaanse cellist Pau Casals i Defilló in zijn werk Tribute to Pablo Casals van 30 maart 1953: "Was ich an ihm besonders bewundere, ist seine charaktervolle Haltung [...]. Er hat klar erkannt, daß die Welt mehr bedroht ist durch die, welche das Übel dulden oder ihm Vorschub leisten, als durch die Übeltäter selbst."

Over de auteurs

Marthijn

Marthijn Uittenbogaard

(1972) is een vrijdenker en een idealist. Hij stelt zich vooral ten doel om op te komen voor de vrijheid van meningsuiting. Hij is geboren en getogen in Leiden en doorliep daar tevens de lagere school. Na de middelbare school ging hij via het MLO de hbo-opleiding Chemie (Hoger Laboratoriumonderwijs) volgen. In het laatste jaar van die studie voelde hij zich dermate gedemotiveerd door maatschappelijke ontwikkelingen dat hij zich ging inzetten voor de emancipatie van pedofielen en voor het vergroten van de seksuele vrijheid voor kinderen. Eind 1997 trad hij, na enkele bezoeken aan de open avonden "pedofilie" van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH), toe tot de Amsterdamse Werkgroep Pedofilie. Een jaar later werd hij tevens lid van de pedofielenvereniging MARTIJN en op de eerstvolgende ledenvergadering van die vereniging werd hij verkozen tot bestuurslid. Begin 2007 legde hij die functie neer, om eventuele belangenverstrengeling te voorkomen met de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid & Diversiteit (PNVD), waarvan hij de medeoprichter en voorzitter is. Voordat de PNVD werd opgericht was hij zeven jaar lang lid van GroenLinks. Namens Vereniging MARTIJN nam hij deel aan een Roze Zaterdag, gaf hij diverse interviews, en nam hij deel aan debatten. Zo nam hij in 2000, naast onder andere Pieter Jan Biesheuvel (CDA), deel aan een debat aan de Vrije Universiteit1. Ook gaf hij voorlichting aan tientallen hulpverleners van SOS Telefonische Hulpdienst (tegenwoordig: Sensoor). Voor het verenigingsblad van Vereniging MARTIJN, het OK magazine, interviewde hij onder anderen Robert Long, Henk Krol en Hans Visser. Zelf is en was hij regelmatig in de media. Zo was hij vóór de oprichting van de PNVD te gast bij Vraag en Antwoord en Normen en Waarden (beiden van AT5), Telefacts (VTM), PinkWave (een Belgisch janettenprogramma), en Barend & Van Dorp (Talpa)2. Na de oprichting van de PNVD was hij te gast bij onder andere BBC World Service, 2Vandaag, RAI (Italiaanse tv), NTV (Japanse tv), en werd hij geïnterviewd voor publicaties in Le Figaro (Franse krant), REFORMA (Mexicaans tijdschrift), Newsweek Russia (Russisch weekblad), en Dag Allemaal (Belgisch weekblad). Recent schreef hij een artikel voor het studentenblad Honestum. Naast voornoemde activiteiten heeft hij ook een uitgebreide seksencyclopedie3 en een online nieuwsarchief met citaten omtrent pedofilie4 samengesteld. Zijn voornaamste hobby's zijn het lezen van boeken, het luisteren van muziek, en het uitbreiden van zijn verzamelingen. Hij verzamelt boeken over pedofilie5, boeken van en over Pim Fortuyn, boeken van Gerard Reve, miniatuurbeesten van Schleich, en muziek van George Michael, Bruce Springsteen en de Zangeres Zonder Naam.

1. Het betrof het debat Een pedofiel in de buurt, dat was georganiseerd door de juridische faculteitsvereniging QBDBD.
2. De uitzending was naar aanleiding van een Pedo Top 100. Die werd samengesteld uit een door hem gemaakt overzicht van 'pedo-gerelateerde' liedjes waarop kon worden gestemd. Deze lijst is nog te vinden op de website Martijn.org.
3. Deze encyclopedie is te vinden op de website Seksencyclopedie.nl.
4. Aan dit archief werkt hij nog steeds. Het is te vinden op de website Martijn.org.
5. Een overzicht van de boeken omtrent pedofilie die hij bezit is te vinden in de MARTIJN-bieb op de website Martijn.org.

Norbert

Norbert de Jonge

(1978) is een vrijdenker en een idealist. Zijn koppige en vormelijke houding maken hem niet altijd even makkelijk in de omgang. In Zutphen, waar hij geboren en getogen is, doorliep hij de lagere en middelbare school. Daarna studeerde hij Hogere Informatica in Arnhem. Als adolescent werkte hij drie jaar lang op zaterdagen als kledingverkoper. In 2001 rondde hij zijn studie af, niet lang na te zijn geopereerd wegens een spontane pneumothorax. Hij koos ervoor zich te gaan oriënteren op administratief werk en bleef dergelijk werk doen tot en met begin 2007. Hij werkte onder meer als opvangmedewerker in asielzoekerscentra en organiseerde jaren lang excursies en workshops voor een hogeschool. Hij voelt zich voornamelijk aangetrokken tot jonge meisjes. Vanaf zijn twintigste sprak hij in beperkte kring daarover en hij kwam publiekelijk uit de kast op zijn vijfentwintigste middels de publicatie Jonge meisjes aanraken. Sinds dat moment debatteerde hij regelmatig in het openbaar over pedofilie en aanverwante zaken, onder meer in zijn hoedanigheid als medeoprichter en secretaris van de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid & Diversiteit (PNVD). Hij gaf lezingen op uitnodiging van studieverenigingen Sapientia Ludenda (Tilburg) en VIP (Groningen), was te gast bij tv-programma's als Barend & Van Dorp (Talpa) en De Staat van Verwarring (VPRO), en nam deel aan interviews met buitenlandse tijdschriften als Epsilon (Griekenland) en Datum (Oostenrijk). Gebrek aan steun deed hem medio 2008 besluiten zijn activisme voor de emancipatie van pedofielen en voor het vergroten van de seksuele vrijheid voor kinderen te beëindigen, uitgezonderd het activisme via de PNVD. In 2005 verkreeg hij bij de universiteit van Nijmegen zijn propedeuse van de opleiding Pedagogische Wetenschappen. Zijn inschrijving als student voor die studie werd echter medio 2006 ongedaan gemaakt door het bestuur van die universiteit. Tegen dat besluit nam hij juridische stappen, evenals tegen het daaropvolgende besluit van de Universiteit Leiden om hem niet in te schrijven. Het College van Beroep voor het hoger onderwijs heeft beide beroepen ongegrond verklaard en hij probeert nu zijn recht te halen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Momenteel is hij werkloos en richt hij zich op een studie Nederlands recht. Zijn voornaamste hobby's zijn al ongeveer twintig jaar: muziek luisteren1, programmeren2 en computergames spelen3.

1. Binnen zijn muzieksmaak vallen voornamelijk de volgende muziekstijlen: Scene Music (b.v. Starshine van Purple Motion), Nuskool/Breakbeat (b.v. Accelerator van Hybrid), Hip Hop (b.v. Mind Playing Tricks on Me van de Geto Boys), Romantisch/Klassiek (b.v. Whisper Of A Thrill van Thomas Newman), en Progressive House/Trance (b.v. de Whiteroom Remix van Closer Now van Filo & Peri).
2. Sinds 2008 werkt hij aan zijn uitgebreide Prince of Persia leveleditor genaamd apoplexy. Noemenswaardige oude softwarepakketten zijn Ggradebook (een GNU cijferadministratieprogramma) en gtkgo (een skinnable go client). Af en toe houdt hij zich bezig met webdesign. Dat begon ooit met zijn BBS lasT Call (in de jaren dat hij hackte en phreakte) en beperkt zich momenteel tot de PNVD website. Twee van zijn voormalige websites, CLogo.org en MeisjesForum.net, waren regelmatig in het nieuws. Piet Hein Donner liet de Nationale Recherche begin 2006 onderzoek uitvoeren naar laatstgenoemde website.
3. Hij is met name fan van grafische adventures van het laatste decennium van de vorige eeuw. Voorbeelden van dergelijke spellen zijn: King's Quest V en VI, Indiana Jones and the Fate of Atlantis, Leisure Suit Larry 6, Day of the Tentacle, Woodruff and the Schnibble of Azimuth, en The Curse of Monkey Island. Andere soorten spellen kunnen hem overigens ook aanspreken, zoals Sid Meier's Civilization, NetHack en The Battle for Wesnoth.

Woordenlijst

Ad van den Berg
Adolf Hitler
Adri Duivesteijn
Afluisteren
Agressie
AIVD
Alex Jones
Amnesty International
Annelies Röttgering
ANP
Antisemitisme
Antoinette Reerink
Arda Gerkens
Autoriteit
Banenfabrieken
Bankkartels
Barack Obama
Basisscholen
Beatrix van Lippe-Biesterfeld
Belastingdienst
Belgian Lesbian and Gay Pride
Bertelsmann
Bevolkingsgroei
Big Jim Tucker
Bijstandsuitkering
Bilderbergconferenties
Bill Moyers
Bio-industrie
Biometrisch paspoort
Boeing
Bouwfraudepraktijken
Bram Bloemberg
Brandon Flowers
Britney Spears
Burgerservicenummer
Cameratoezicht
CD
CDA
Celstraf
Censuur
Chipshol
Christendom
ChristenUnie
CIOT
Code Nieuwspoort
Communisme
Competitie
Complot
Concurrentie
Confirmation bias
Corus
D66
Daniel Solove
Databanken
Datamining
Dataretentie
De Club van Tien Miljoen
De Persgroep/PCM
De Waag
Dierenporno
Dik Brummel
Discriminatie
DNA
Dogma
Doodstraf
Drugs
Eerste feministische golf
El Al
Elastingdienst
Elektronisch Kinddossier
Elektronisch patiëntendossier
Elisabeth Noelle-Neumann
Ernst Hirsch Ballin
EU
Europa
Europese
Ewout Irrgang
Extreemrechts
Fascisme
Fascist
Fentener van Vlissingen
Filosofen
Fox News
Fractiediscipline
Fred Teeven
Frits Bakker
Gedetineerden
Geert Wilders
Geïmpregneerd hout
Gelijkheidsideaal
Geloof
Gelovig
Genocide
Genot
George Clooney
Gerrit Zalm
Gevangen
Geweld
Gezag
Gezin
Globalisering
God
GroenLinks
Groepsdenken
Grondrechten
Grondwet
Hans Janmaat
Heksen
Herman van Gunsteren
Hill & Knowlton
Hoge Raad
Homo-grachtenparade
Homokroegen
Homoseksuele
Hoogovens
Howard Barbaree
Humanisme
Humanisten
Humanistisch Verbond
Hunter S. Thompson
Identificatieplicht
Identiteitskaart
Indoctrinatie
Integratie
Internet
Isaac Asimov
Islam
James W. Prescott
Jan de Wit
Jan Willems
Joden
Johan Derksen
Johan Rudolf Thorbecke
Joop Atsma
Jos Buschman
Journal of Sexual Abuse
Journalisten
Journalistiek
Juryrechtspraak
Keith Rupert Murdoch
Kerk
Khadija Arib
Kinderporno
Kleuterschool
Koningshuis
Koran
Laura Raffo
Leticia Pena
Liberaal
Liberale
Libertarisch
Loose Change
LPF
Luc Robert
Marcel van Dam
Martin Moerings
Massamedia
Mediabezit
Mediaconglomeraten
Meerderheidsterreur
Michael Brilovich
Microsoft
Minderheden
Minimumstraffen
Monarchie
MoneyView
Moskeeën
MTV Networks
Multiculturele samenleving
Naaktlopen
NAVO
Nayirah al-Sabah
Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren
Nederlandse Orde van Advocaten
Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten
Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak
Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming
NET 5
Nevenfuncties
New World Order
News Corporation
Noam Chomsky
NOS Journaal
Novum
NPM Capital
NSDAP
OM
Ondersteuningsverklaringen
Oorlog
Opiniemakers
Opvoeden
Opvoeding
Ouders
OV-chipkaart
Overbevolking
Pablo A. Anselmo
Pallisades Medical Center
Panopticon
Parlando
Paspoort
Paul Rosenmöller
Pedo
Peer pressure
Persbureaus
Peter Lampe
Piet Hein Donner
Pikmeerarrest
Pim Fortuyn
Politiestaat
Populisme
Populist
Privacy
ProSiebenSat.1 Media
PSP
PvdA
PVV
Raad van Hoofdcommissarissen
Raad van State
Raad voor de Rechtspraak
Raad voor Rechtsbijstand
Radicaliseren
Rechter-plaatsvervangers
Rechtsbijstand
Rechtsstaat
Reclame
Rede
Referendum
Referentiekader
Religie
René Hartman
RGOc
Rijksvoorlichtingsdienst
Rita Verdonk
Rob Kahlman
Robert Hörchner
Robin van Persie
Rockefellers
Ronald Plasterk
Rookverbod
Rotary Nederland
Rothschilds
Royal Dutch Shell
RTL Group
RTL Nederland
Sanoma
SBS 6
Scheiding der machten
Schijnveiligheid
Schiphol
School
Sdu Uitgevers
Shell
SHV Holdings
Sjaak Bral
Sociale Databank Nederland
Socialist
Sony Corporation
Sophie in 't Veld
Sovjet-Unie
SP
Strafmaat
Studenten
Subsidie
Sybrand van Haersma Buma
T-Mobile
Taboe
Televisie
The Wall Street Journal
The Walt Disney Company
Theo van Gogh
Tijdschriften
TMG
Tolerantie
TON
Totalitair
Twan Tak
UCLA Medical Center
Uitgevers
Uitlokken
Universiteit
Van Mesdag-kliniek
Verenigde Naties
Vereniging MARTIJN
Verizon
Veronica
Verplichte procesvertegenwoordiging
Viacom
Vietnam
Vincent Van Gogh
Vingerafdrukken
Volksvertegenwoordigers
Vooroordelen
Vreemden
Vrijheid van meningsuiting
VS
VVD
Waan van de dag
Wegener
Wereldregering
Wetenschap
Wikipedia
Wil Schuurman
Wil Tonkens-Gerkema
Willem Oltmans
Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen
Wouter Bos
Zedenwetten
Zeitgeist
Zelfcensuur
Zigeuners
Zondebokken
Zuilensysteem
Zwijgspiraal
back: De rede in het nauw
Staat er onverhoopt een typ-/spel-/taal- of feitelijke fout in bovenstaande tekst?
Of wilt u reageren op de tekst? Dan hoop ik dat u contact opneemt.
"Wees eerlijk en laat zien wie je bent."
"Kinderen moeten veel meer zeggenschap krijgen."
"Alle zedenwetten moeten weg."
"Pedohaat heeft niets met seks te maken."
"We gaan verkeerd met seksualiteit om."
"Hoe zinniger wat je zegt, hoe bozer men wordt."
"Zonder pedofilie zou de wereld veel armer zijn."